Introductie Kleinloolaan Driebergen

andere straat

  intro  kaart  foto’s  ansichten  monumenten  luchtfoto  woningmarkt



Dit smalle laantje is al heel oud, minstens 500 jaar. Het was de ‘uitweg’ van de – uit de Middeleeuwen daterende – hofstede Het Loo, richting Hoofdstraat en heide. Ook de boerderijen Hoenderdaal – het tegenwoordige Champ’Aubert – en Scherpenzeel maakten gebruik van dit pad. Het is dan ook niet vreemd dat ook dit deel – tot aan de Hoofdstraat toe – Hoendersteeg genoemd werd.
Omstreeks 1805 omvatte ’t Loo, naast een boerderij ook een herenhuis. Toen het geheel in 1806 aan P.J. van Oosthuyse – de stichter van het dorp Rijsenburg – werd verkocht, werd het object voor het eerst omschreven als ‘ … bestaande in een heerehuijsinge met nevenstaande bouwmanswoning…’, terwijl het in 1800 nog was ‘ … hofstede ’t Loo, bestaande in een huizinge, berg, schuur, schaap- en varkenshok’. In de loop van de 19e eeuw kwam de nadruk meer en meer op het herenhuis te liggen, dat allengs Klein Loo ging heten.
In 1848 werd in het toen leegstaande herenhuis een kloostergemeenschap van de orde der Redemptoristen ondergebracht. Daarbij speelde ene Jan (Joannes) van Rijckevorsel een grote rol. Heer jan, samen met zijn vijf broers en twee zusters eigenaar van de nog onverdeelde nalatenschap van de weduwe Van Oosthuyse, was al een jaar of wat kloosterling in het enige Redemptoristenklooster dat Nederland rijk was: in Wittem, Zuid-Limburg. Toen de Redemptoristen-overste wilde uitbreiden in noordelijke richting, kwam het Van Rijckevorselbezit op Rijsenburg ter sprake. Heer Jan wilde er z’n broers en zussen wel eens over polsen, en ging zelf alvast ter plekke op onderzoek uit. Z’n oog viel op het herenhuis Het Loo. Toen de overste het ook goed vond, wist jan van Rijckevorsel zijn broers en zusters over te halen hem bij voorrang wat uit de onverdeelde boedel toe te bedelen: Het Loo. Zo kon in mei 1848 de communiteit intrek nemen te Rijsenburg, drie of vier man sterk, waaronder frater Jan van Rijckevorsel. De pater provinciaal van de Redemptoristen ‘benoemde’ de heilige Jozef tot patroon van het klooster. De ambities gingen verder dan zo’n klein kloostertje: meteen werd al begonnen met een uitbreiding met negen kamers. En de Redemptoristen-overste uit Wittem wilde nog verder gaan, hij vond dat de Rijsenburgse Redemptoristen moesten zien dat zij de parochiekerk in handen kregen, om er volgens een klooster naast te bouwen.
Maar dat is op niets uitgelopen. Hogerhand in de katholieke kerk leek niet erg enthousiast voor de expansie van de ‘predikheren’. En naar men fluisterde was ook de plaatselijke pastoor niet gecharmeerd van de onder z’n duiven schietende preekgeweldenaren. In 1850 trok de Gideonsbende af, naar Amsterdam. Omstreeks 1895 was het huis eigendom van burgemeester Van Heemstra, die het ter beschikking stelde aan een aantal goedwillende dames – waaronder zijn echtgenote – die er een herstellingsoord voor zwakke en herstellende vrouwen runden. Het Klein(e) Loo – later overgenomen door een stichting – is lang als rustoord geëxploiteerd. In 1967 is het huis afgebroken. Het stond vooraan in het huidige industriële deel van de Kleinloolaan, ongeveer schuin achter het automobielbedrijf Karssen.
Er is nog wel een boerderij die de naam Klein Loo mag dragen. De oorspronkelijke hofstede werd in 1849, tijdens de kloosterperiode, afgebroken, maar werd al vrij spoedig herbouwd. Dat Kleine Loo’tje is het fraaie boerderijtje aan het stuk Kleinloolaan dat recht op het Nijendal aangaat.
Die naam kreeg het laantje overigens pas op 5 november 1926. Tot die tijd was nog steeds Hoendersteeg de gebruikelijke naam geweest. Tot 1986 was de Kleinloolaan een voor alle verkeer in beide richtingen toegankelijke weg, pas toen werd het laantje voor doorgaand verkeer afgesloten en werd de toegang tot de Hoofdstraat geblokkeerd door een versperring die alleen fietsers en voetgangers doorlaat.

Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3