Introductie Kerkstraat Driebergen

andere straat

  intro  kaart  foto’s  ansichten  monumenten  luchtfoto  woningmarkt



De Kerkstraat, waarvan het eerste deel werd aangelegd omstreeks 1910, ligt als het ware in ‘de tuin van Tepe’. Dat vereist enige toelichting.
De uit Duitsland afkomstige textielhandelaar Tepe deed in het midden van de” 19e eeuw goede zaken in Amsterdam, en permitteerde zich vervolgens een zomerverblijf op de Utrechtse Heuvelrug, in Rijsenburg. De familie verwierf zich hier allengs vaste voet op eigen de grond, o.a. op de hoek van de Hoofdstraat en de Kraaisteeg, aan de Rijsenburgselaan en aan het Kerkplein. Eén van de Tepezonen, Alfred, volgde in Duitsland een opleiding tot architect. Hij schopte het redelijk ver, rond de wisseling van de 19e naar de 20e eeuw was hij min of meer de ‘huisarchitect’ van het aartsbisdom Utrecht. De meest bekende kerken van Alfred Tepe in de buurt van Driebergen-Rijsenburg zijn of waren de H. Michaël in Schalkwijk, de St. Nicolaas in IJsselstein, de St. Willibrordus in Utrecht en de O.L.V. ten Hemelopneming in Houten.
In 1891 betrok Alfred Tepe het pand Kerkplein 8, grondig verbouwd om te kunnen voldoen aan de niet geringe eisen die Tepe stelde aan een comfortabele en niet te krap bemeten woning. Nog heden ten dage is aan de buitenkant (de achterkant) goed te zien dat Tepe het ruim honderd jaar geleden groots heeft aangepakt. Bij deze royale woning hoorde ook een méér dan royaal bemeten tuin, die zich achterlangs de andere huisjes aan het Kerkplein uitstrekte tot aan de tegenwoordige Drieklinken! Daar kwam het koetshuis van de familie Tepe te staan, en daar staat het tot op heden nog, tegenover de r.k. begraafplaats. Uiteraard ontworpen door Alfred Tepe zelf, in de voor hem zo karakteristieke neogotische (kerk)stijl. Andere Tepe-bouwwerken op Rijsenburg zijn het St. Jozefgesticht aan de Rijsenburgselaan en de villa Kastanjehof (Hoofdstraat 49), die hij ontwierp voor z’n broer. Als notabel burger kreeg Tepe in 1902 een r.k. zetel in de Rijsenburgse gemeenteraad. Maar al in 1905 zei hij Rijsenburg vaarwel, naar men zegt omdat hij niet zoveel opdrachten meer kreeg. In Düsseldorf lukte dat kennelijk beter, daar is hij nog tot z’n dood (in 1920) druk doende geweest.
Na zijn vertrek maakte Tepe geleidelijk aan z’n Rijsenburgse bezittingen ten gelde. En aldus liet hij een deel van zijn voormalige achtertuin als bouwpercelen aan de man brengen. Ter ontsluiting van het geheel liet Tepe een weg aanleggen, die vanaf de kerk Sint Petrus Banden in de richting van’t Hellegat liep.
De Rijsenburgse gemeenteraad, die in haar vergadering van 18 maart 1909 voor deze weg een naam moest vaststellen werd het gemakkelijk eens over de naam Kerkstraat. De suggestie van een der leden om hier de heer Van Oosthuyse, stichter van het dorp Rijsenburg te vernoemen, werd terzijde gelegd. Pas veel later kreeg de Kerkstraat de huidige vorm: via een haakse bocht verbonden met de Hoofdstraat. Op dat stuk grond had sedert 1918 de losplaats van de tram gelegen, met twee parallelle sporen, die aftakten van de tramlijn langs de Hoofdstraat. Het koetshuis van de op de hoek gelegen villa Beau Séjour (waar nu de politiepost staat), deed dienst als plaatskaartenkantoor en wachtkamer.
Nadat de bedrijvigheid van het laden en lossen van de tramwagons uit de Kerkstraat was verdwenen, zorgde de bewoner van Kerkstraat 6 – C. de Bruin – voor heel ander vertier. In zijn royaal bemeten tuin stichtte hij zijn ‘Nationaal Pluimvee Opfok Centrum’. Een kippenfarm, die in de 60er jaren zowaar plaats maakte voor een hippisch centrum, kompleet met paardenstallen en overdekte rijbaan. Maar dat was gauw weer over, sinds 1965 is het echt rustig in de Kerkstraat.
Een poging in 1999 om een laan naar Alfred Tepe vernoemd te krijgen, mislukte. Mensen die dat goed hadden moeten vinden zagen in een Tepelaan/Tepellaan aanleiding tot ongepaste scherts. ’t Wachten voor Alfred Tepe is dus op een weg of straat. Of wie weet: een Tepeplein of Tepeplantsoen?

Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3