Introductie Van Vrijberghestraat Driebergen

andere straat

  intro  kaart  foto’s  ansichten  monumenten  luchtfoto  woningmarkt



De naam Van Vrijberghestraat hoort bij de al in de 19e eeuw vastgestelde straatnamen. En net als bij de Van Rijckevorselstraat werd ook hier, in de notulen van de gemeenteraadsvergadering der gemeente Rijsenburg op 14 juli 1899, de aantekening gemaakt gemaakt ” … mag nooit vergaan.” jonkheer P.P. van Gelre van Vrijberghe (1818-1908) vestigde zich in 1848 als pas afgestudeerd meester in de rechten op Rijsenburg. Hij was van goede Zeeuwse komaf, en rentenierde voor de kost. Aanvankelijk bewoonde hij een paar kamers in het logiesgebouw van boerderij Buzziburg – destijds ‘Hotel Kobus’.  Later huurde hij het hele huis, zodat hij – de eeuwige vrijgezel – royaal woonde. Van Vrijberghe had z’n handen niet vol aan het beheren van zijn vermogen: tijd genoeg over om zich ook – en nogal intensief naar het schijnt – met dorpse zaken te bemoeien. Hij is ongetwijfeld het langst zittende raadslid geweest dat de gemeente Rijsenburg ooit heeft gekend – van 1856 tot 1908! En van die 52 jaar was hij nog eens 40 jaar wethouder bovendien. Vrijgevig was hij ook. Zo stelde hij in 1877 een door hem gehuurd woonhuis om niet aan de gemeente Rijsenburg als gemeentehuis ter beschikking. Liberaal in hart en nieren, op handen gedragen door het dorp dat zo graag wordt getekend als door-en-door rooms-katholiek. De grote waardering van tijdgenoten voor de eenvoudige jonker stoelt echter op meer dan zijn raadslidmaatschap. Dat blijkt o.m. uit een krantenartikel uit 1898, waarin verslag werd gedaan van het 50-jarig inwonerschap van Van Vrijberghe. In snorkerige bewoordingen werd gewag gemaakt van zijn minzame hulp en bijstand, aan deze en gene geboden. ” … deze heeft hij den te dragen last verlicht, gene de donkere toekomst verhelderd, een ander weer van dreigenden ondergang gered…. tot op den huidigen dag is hij voortgegaan met wel te doen’. Ook had Van Vrijberghe schik in kunst en cultuur, want ” … hoe menig heerlijk concert heeft hij ons aangeboden, hoeveel voortreffelijke sprekers doen hooren, en met hoeveel musici van naam en talent doen kennismaken.” En na nog veel meer loftuitingen oordeelde de verslaggever: “En zoo heeft de geachte jubilaris die door kunde, rang, aftomst en geboorte in ruimen kring had kunnen optreden en wellicht schitteren, hier als een van die edele stillen in den lande, die in een meer bescheiden werkkring zijn vreugde vindt, een halve eeuw onder ons geleefd, en steeds een heerlijke plaats ingenomen onder de bevorderaars van hetgeen goed en edel is.” Dat is mooi gezegd, daar hoeft geen woord aan te worden toegevoegd.

Hoewel Van Oosthuyse  in 1809/1813 volstond met bebouwing aan Kerkplein en Hoofdstraat, ontstonden in de jaren daarna al snel twee – onverharde – dorpsweggetjes: de Smeesteeg en de Kippesteeg. Achter eerstgenoemde naam gaat nu de Van Vrijberghestraat schuil, de Kippesteeg werd de Van Rijckevorselstraat

Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3