Kerkplein 5


foto Renk Knol 2000

Het initiatief voor de bouw van deze unieke kerk kwam niet van een kerkbestuur of de hogere echelons van de Rooms-Katholieke Kerk. In de tijd dat deze kerk gerealiseerd werd, 1809-1810, bestond er in Nederland geen door de staat erkende vertegenwoordiging of hiërarchie van de – Katholieke Kerk. Wel bestond er sinds kort op basis van de nieuwe Bataaf se grondwetten vrijheid van religie. Vóór deze wetswijzigingen werden de katholieken weliswaar gedoogd, maar men accepteerde van hen geen kerken die duidelijk als godshuis waren te herkennen. Het was aan de rijkdom en macht van één man te danken dat inRijsenburg voor het eerst sinds de Reformatie in deze streek een katholieke kerk werd gebouwd die duidelijk als kerk herkenbaar was. De bouwheer was P.J. van Oosthuyse, een Vlaming en devoot katholiek, die het geld had om de bouw van een kerkte financieren en de connecties om de nog steeds grote weerstand van de protestanten te omzeilen. Via koning Lodewijk Napoleon wist Van Oosthuyse in 1808 al te bewerkstelligen dat Rijsenburg als een zelfstandige katholieke parochie werd erkend. Hoezeer Van Oosthuyse de bouw van zijn kerk zag als een symbolische bevrijding van een eeuwenlange gevangenschap van het katholieke volksdeel in Noord-Nederland, blijkt wel uit zijn naamkeuze voor de kerk: St. Petrus’ Banden. De banden van Petrus zijn de boeien waaruit apostel Petrus (naamgenoot van Van Oosthuyse) werd bevrijd door een engel des Here (Hand. der Apostelen 12). Petrus was in de boeien geslagen omwille van zijn geloof door koning Herodes, die in deze symboliek vereenzelvigd dient te worden met het bestuur van de protestantse Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De relatieve tolerantie in de Republiek ten aanzien van andere godsdiensten, zeker in vergelijking met andere landen, was blijkbaar niet besteed aan P.J. van Oosthuyse. Als katholiek had hij zich in het verleden vaak achtergesteld gevoeld, vooral de bepaling dat een katholiek geen openbaar ambt mocht vervullen, kon in zijn ogen geen genade vinden.

P.J. van Oosthuyse koos als architect voor zijn nieuw te realiseren kerk de Haagse meestertimmerman Adrianus Tollus. Behalve de kerk had Van Oosthuyse de meestertimmerman ook opgedragen een aantal huizen en een herberg annex rechthuis te ontwerpen. Niet alleen zou Rijsenburg hierdoor een geheel nieuwe dorpskern krijgen, maar kon Van Oosthuyse zijn kerk ook beter laten uitkomen in een uitgekiend stedenbouwkundig plan. Tollus heeft dit op kundige wijze gedaan. Door de gebogen vorm van de blokken kleine huizen voor de kerk wordt de aandacht geleid naar dit gebouw. Tevens lijkt de kerk met een dergelijke coulissenopbouw groter dan zij in werkelijkheid is. Hadden Van Oosthuyse en Tollus de kerk plompverloren in een weiland geplaatst, dan was de grandeur heel wat bescheidener overgekomen.

De kerk die Tollus ontwierp, was destijds een unicum in ons land. De in empirestijl ontworpen St. Petrus’Banden was de eerste kerk waarbij een classicistisch zuilenfront werd gecombineerd met een toren. Het is het prototype van de vele classicistische kerken die decennia later nog gebouwd zouden worden.’Op 7 juni 1809 werd de eerste steen gelegd. Een vrijwel onleesbare gedenksteen in de rechterzijgevel herinnert nog aan deze plechtigheid. Voor de fundamenten liet P.J. van Oosthuyse onder meer kloostermoppen gebruiken van een oude katholieke kapel. Hiermee gaf hij op zijn wijze symbolisch de herrijzenis van de Katholieke Kerk weer. Aan de kerk en de huizen werkten verscheidene werkbazen met hun knechten. Opmerkelijk is de aanwezigheid van een zekere Jan Appels’ Deze kerken worden minachtend aangeduid met de term ‘kerken in waterstaatsstijl’. Veel kerken die in de negentiende eeuw met overheidsgeld werden gebouwd, zijn ontworpen door ingenieurs van Waterstaat. In burgelijke en kerkelijke bouwkunst waren deze ingenieurs meestal niet zo goed onderlegd en men interpreteerde bij het ontwerpen de klassieke regels vrijelijk en combineerde soms verschillende stijlen door elkaar. De eindproducten van deze ingenieurs worden door velen thans verfoeid. De ingenieurs valt alleen gebrek aan artisticiteit te verwijten. De stijl waarin zij bouwden was gewoon de smaak van hun tijd en werd door tijdgenoten gewaardeerd. onder de werkbazen. Het is de eerste Appels in Driebergen van het bouwersgeslacht dat later zo zijn stempel op de gebouwde omgeving van Driebergen zou drukken. Opvallend is ook dat Adrianus Tollus niet alleen het ontwerp leverde, maar ook verscheidene kozijnen heeft geleverd. Een andere naam die het vermelden waard is, is H. Rijnbout. Deze beeldhouwer was belast met het houwen van kapitalen en andere ornamenten. In de rekeningen wordt hij echter door Van Oosthuyse ook betaald voor het maken van een heremiet (kluizenaar). Een dergelijk beeld komt in de kerk niet voor en het is hoogstwaarschijnlijk het beeld dat de gestorven kluizenaar uit het park van Sparrendaal moest vervangen (zie Hoofdstraat 87-91). In 1810 is de kerk voltooid en op de dag van St. Petrus’ Banden (1 augustus) werd de kerk met veel pracht en praal feestelijk ingewijd. Ter gelegenheid van de inwijding werden 200 zilveren gedenkpenningen geslagen.

Het kleine zaalkerkje werd in 1874 te klein bevonden en men wilde de kerk vergroten, ten koste van de oude begraafplaats achter het godshuis. De provinciale overheid was niet van zins dit toe te staan, omdat de wet verbood te bouwen binnen 50 meter van een begraafplaats. Het kerkbestuur wees op het feit dat de begraafplaats nauwelijks meer werd gebruikt en grotendeels al geruimd was. Gedeputeerde Staten bleven onvermurwbaar en na bijna vijf jaar touwtrekken kwam het kerkbestuur op het idee te informeren wat er zou gebeuren als er tegen de bepalingen in toch gebouwd zou worden. Het bleek dat de dwarsliggers, Gedeputeerde Staten, de bouw dan niet konden beletten en de zaak door de burgemeester in handen van de officier van justitie moest worden gelegd. De officier moest dan bepalen in welke mate een strafbaar feit was gepleegd. Men waagde de gok en begon met bouwen. De officier van justitie oordeelde dat er geen strafbaar feit gepleegd was. In de wet stond immers dat het alleen strafbaar was zonder verlof van Gedeputeerde Staten binnen 50 meter van een begraafplaats te bouwen. De officier kon niets in de wet vinden over bouwen op een begraafplaats zonder verlof. Het kerkje werd naar de plannen van architect L.C. Hezemans uit ‘s-Hertogenbosch met twee traveeën en een diepe apsis verlengd. Het is aan de standvastigheid van de architect te danken dat het nieuwe altaar niet in neogotische stijl werd uitgevoerd. In de correspondentie toont de architect zich op dat punt een ‘meester’ in argumentatie: ‘Natuurlijk men weet zeer goed dat de kerk van Rijsenburg geen kunstwerk van bouwstijl is, maar juist daarom kan er toch geen reden bestaan om voor het altaar een geheel afzonderlijke stijl te nemen.’In oktober 1879 werd het nieuwe gedeelte in gebruik genomen en in juli 1881 opnieuw gewijd.

Als gevolg van het gestaag toenemende aantal parochianen werd de kerk weer te klein. Een tribune in 1920 bood aanvankelijk een oplossing, maar in 1948 werd besloten dat hoe dan ook een grote verbouwing en uitbreiding van de kerk noodzakelijk was. De architect J. Sluijmer uit Enschede maakte een plan waarbij de oorspronkelijke kerk uit 1809 behouden bleef, maar het gedeelte van de architect Hezemans uit 1879 plaats moest maken voor nieuwbouw. Aansluitend op de oude zaalkerk werd een dubbele dwarsbeuk met koor aangebouwd, waardoor een kerk met kruisvormige plattegrond ontstond. De nieuwe kerk werd op 9 mei 1952 ingewijd door mgr. B.J. Alfrink, toen nog coadjutor van kardinaal De Jong.

De kerk op kruisvormige plattegrond is voorzien van elkaar haaks kruisende mansardedaken gedekt met leien. De oorspronkelijke symmetrisch ingedeelde voorgevel is voorzien van ojiefvormige wangen als verbinding tussen begane grond en toren. De ojiefvorm treffen we ook aan bij de topgevels van de winkel/woonhuizen langs het Kerkplein. De voorgevel van de kerk krijgt een extra accent door een risalerende middenpartij met Dorisch zuilenportiek, bekroond door een fronton. In het timpaan is het ‘oog Gods’ aangebracht, omringd door een stralenkrans. Een hardstenen stoep leidt naar de ingang binnen de zuilenportiek. Boven de dubbele paneeldeur is een halfrond snijraam aangebracht en een gedenksteen met de tekst: ‘Exiguum hunc tibi Petre gregem dat Christus agendum sic det et exiguo hoc de grege nil pereat'(Deze kleine kudde gaf Petrus Christus u te hoeden zo geve Hij ook dat van dit kuddeke niets verloren gaat). De portiek wordt aan beide zijden geflankeerd door een rondboogvenster. Een kroonlijst over de volle breedte met metopen, trigliefen en guttae zorgt voor een horizontale geleding van de voorgevel. Boven de zuilenportiek zien we een kleine ingebouwde vierkante toren voorzien van gepleisterde Ionische hoekpilasters en kroonlijst met balustrade. Hierboven verheft zich een achtzijdige klokkentoren onder een koepeldak met lantaarn. Op de lantaarn is een smeëdijzeren kruis met weerhaan geplaatst.

In de rechterzijgevel is na de verbouwing van 1952 ter hoogte van de doopkapel de gedenksteen uit 1809 opnieuw ingemetseld. De tekst luidt: ‘D.O.M. In het jaar des heeren MDCCCIX in het IV der Regering van Z.M. Lodewijk Napoleon, Koning van Holland, op den VII van den Zomermaand wordt deze kerk, onder aanroeping van de H. Apostel Petrus aan God toegewijd en de eerste steen daaraan gelegt door de Stichters Heer en Vrouw van Rijsenburg, Petrus Judocus van Oosthuyse en Margaretha de Jongh, Echtgenooten’.

In de achtergevel van de kerk zijn het wapen van aartsbisschop Zwijsen, de oprichter van het seminarie, en een herdenkingssteen aangebracht. Beide zijn afkomstig van het in 1984 gesloopte seminarie dat aan de Hoofdstraat heeft gestaan.

Achter de kerk ligt een restant van het oorspronkelijke kerkhof. Behalve enkele oude graven treffen we bier ook de grafkelder van de familie Van Rijckevorsel aan. De tombe is in 1859 vervaardigd door de Utrechtse beeldhouwer E.F. Georges in dankbare herinnering aan Henriëtte van Oosthuyse, gehuwd met Jacobus Josephus van Rijckevorsel. Het is een gebeeldhouwd hardstenen baarkleed dat valt in ruime plooien over een zogenaamde katafalk met hoge roef (loze doodkist met schuin oplopend deksel) en waarop het familiewapen, vastgehouden door twee griffioenen, is aangebracht. Voorts ligt op het kleed een bronzen krans van margrieten en gebladerte, een vierpasmotief en bronzen kruis met driepasmotief. De achterzijde van het monument waarop de letters A en Q zijn aangebracht kan worden neergeklapt en verschaft toegang tot de kelder. Het monument is aan de linkerzijde onderin gesigneerd met ‘E.F. Georges INV 1859’.

Het interieur van de St. Petrus’ Banden valt in twee delen uiteen: het voorste en tevens oudste gedeelte en de uitbreiding van 1952. Het voorste deel van de kerk is voorzien van een tongewelf. Rondom is een kroonlijst aangebracht met composietkapitelen. Tussen de pilasters zijn rondboogvensters geplaatst. De gordelbogen als geleding van het tongewelf en de kroonlijst zijn versierd met in stucwerk uitgevoerde rozetten en palmetten. In de kapel bij de ingang bevindt zich het grafmonument ter nagedachtenis aan de stichters van de kerk Petrus Judocus van Oosthuyse en Margaretha de Jongh. Het monument werd in opdracht van de kleinkinderen in 1863 vervaardigd door de beeldhouwer Jozef Ducaju (1823-1891) uit Antwerpen. Een vrouwenfiguur uitgevoerd in wit marmer is gezeten op trappen van grijs marmer met een opschrift en wapenschilden van beide echtelieden. De vrouw gehuld in een lang gewaad dat ook haar hoofd bedekt, houdt in haar linkerhand het wapen van Rijsenburg en in haar rechterhand een krans.

In het nieuwe altaar dat tijdens de restauratie van 1976-1978 werd geplaatst, is een albasten reliëf aangebracht, afkomstig van het eerste altaar uit 1810. Het reliëf dateert echter uit het midden van de zestiende eeuw en is afkomstig uit Mechelen. Het reliëf verbeeldt de geseling van Christus. Verder bevinden zich in de kerk nog meer kunstvoorwerpen, maar deze zijn artistiek van minder belang. Wel vermeldenswaard is het zeventiende-eeuwse anonieme doek waarop Petrus’ bevrijding uit de boelen is weergegeven.

Arch: AFR nrs. 1054 en 1060. Lit: Burg, 1987; Harzing, 1953 en 1973, p. 71-85, 111-118 en 133-135; Rosenberg, 1972, p. 19-47; Sturkenboom, 1989; Suchtelen-Snijders, 1987.
besluit: 00000000   categorie R   dbr 191 191D 191E 191G
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur


Naar aanleiding van de laatste renovatie vulden George Marlet jr en Ir. R.J. Smorenburg op 12-10-2002 de gegevens aan met onderstaande teksten. De foto van het interieur is van George Marlet.

De Sint Petrus’ bandenkerk aan het Kerkplein in Driebergen-Rijsenburg heeft de afgelopen vier maanden een grondige renovatie ondergaan. Het bijna tweehonderd jaar oude kerkgebouw kan daardoor zeker weer een generatie mee. De rooms-katholieke parochie Sint Petrus’ banden geeft met de renovatie blijk van vertrouwen in de toekomst. De kerk is zo goed mogelijk toegerust om een thuis te zijn voor de huidige en toekomstige geloofsgemeenschap.

Bijna 25 jaar na de laatste restauratie was het schilderwerk aan vervanging toe. De nieuwe kleurstelling (ontworpen door architect ir. R.J. Smorenburg in overleg met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg) brengt ‘eenheid in verscheidenheid’. De verbinding tussen de oorspronkelijke kerk uit 1810 en de tweebeukige dwarsbouw uit 1952 wordt benadrukt door de draagconstructie (kolommen, kroonlijsten en bogen) een zelfde grijstint te geven. De in antraciet geschilderde plint vormt eveneens een verbindend element tussen beide delen. Het verschil mag ook gezien worden: in het oudste gedeelte van de kerk komt de Empire-stijl meer ‘uit de verf’ door het accentueren van de ornamenten op de kroonlijsten en de plafondgewelven. De tien kolommen hebben een voet en kroon van bladgoud gekregen.

De renovatie was ook aanleiding om de inrichting van de kerk te herzien. De kerk van de toekomst moet behalve voor de eucharistievieringen ook geschikt zijn voor andersoortige vieringen en bijeenkomsten, eventueel samen met parochies uit de regio. Het altaarverhoog (suppedaneum) is twee meter verplaatst waardoor het één geheel vormt met de achterliggende ruimte. Zo ontstaat een grotere liturgische ruimte rondom het altaar, die goed van pas komt bij doopvieringen en vieringen met kinderen. Het marmeren altaar kan worden verplaatst zodat de kerk bij bijzondere gelegenheden meer ruimte kan bieden.

Dankzij de nieuwe indeling is het mogelijk een dertigtal extra stoelen te plaatsen. Het achterschip van de kerk heeft weer een middenpad. In de kerk is een nieuwe geluidsinstallatie aangebracht en de plafondverlichting is verbeterd.

De renovatie komt grotendeels voor rekening van de parochie. Er is jarenlang geld gereserveerd voor dit groot onderhoud. Daarnaast heeft de stichting Vrienden van de kerk Sint Petrus’ banden een certificatenactie gehouden voor sponsoring van het schilderwerk en fondsen benaderd om deelprojecten te subsidiëren.

George Marlet jr.

Overzicht werkzaamheden R.K. kerk St. Petrus’ banden Driebergen-Rijsenburg

juni-oktober 2002

Schilderwerk
De wanden en plafonds zijn in de gehele kerk handmatig met water gereinigd. Voor het binnenschilderwerk van wanden en plafonds is een matte, minerale verf toegepast in vijf verschillende kleuren. In het kerkgedeelte uit 1810 zijn de kapitelen en kolomvoeten voorzien van 23,5 karaat bladgoud.
uitvoering: schildersbedrijf Joh. van Doorn, De Bilt

Natuursteen
Het suppedaneum is verplaatst en aangesloten op de bestaande altaarverhoging. De verhoging is bekleed met Belgisch hardsteen uit de regio van Brussel. Voor de afdekking van de beide opstanden aan weerszijden van het suppedaneum is natuursteen afkomstig uit de kerk hergebruikt. Het altaar is geheel gedemonteerd geweest en voorzien van een binnenconstructie die het mogelijk maakt het altaar met behulp van een pompwagen te verplaatsen.
uitvoering: Van Leeuwen Natuursteen, Meerkerk   Tegelzetbedrijf Klaassen, Schoonhoven.

Elektrotechniek
De elektrische installatie is voor een groot deel vernieuwd en de verlichtingsinstallatie is uitgebreid. Alle verlichtingsgroepen zijn afzonderlijk schakelbaar en dimbaar gemaakt. De kerk is tevens voorzien van een noodverlichtingsinstallatie in combinatie met uitgangsbewegwijzering.
uitvoering: Kalkhoven Elektrotechniek, Zeist

Geluidsinstallatie
De bestaande installatie is geheel vervangen door een moderne geluidsinstallatie die geheel is afgestemd op de specifieke eisen die aan een installatie in een kerkgebouw gesteld worden.
uitvoering: Full Service Schutijser, Driebergen-Rijsenburg

Bouwkundige werken
In de kerk zijn diverse kleinere bouwkundige werkzaamheden verricht, waaronder werkzaamheden die samenhangen met de gebruiksvergunning.
uitvoering: Bouwbedrijf Barten, Driebergen-Rijsenburg

Restauratie beelden
De 18e eeuwse altaren en de 19e eeuwse beelden van Maria en Jozef zijn na een uitvoerig kleurenonderzoek geheel gerestaureerd.
uitvoering: Restauratie-atelier De Vier Linden, Hoogblokland

Directie
Het ontwerp en de begeleiding van alle werkzaamheden was in handen van ABS architecten uit Driebergen-Rijsenburg

Ir. R.J. Smorenburg