Hoofdstraat 57 Beukenstein



Ansichtkaart 1950, collectie Ed Tiele

Aan de noordzijde van de Hoofdstraat ligt het park van de voormalige buitenplaats Beukenstein, voorheen ook Petrusberg of Pietersberg geheten. De buitenplaats werd gesticht in de periode 1818 tot 1828 door Margaretha de Jongh, de weduwe van Petrus Judocus van Oosthuyse. Als eerbetoon aan wijlen haar man werd het nieuwe buiten naar hem genoemd. De buitenplaats werd niet gesticht voor eigen gebruik – zijzelf woonde comfortabel op Sparrendaal – maar was opgezet als een soort belegging. Petrusberg werd namelijk verhuurd en de eerste bewoner was jonkheer D. Hooft (1828). Het huis lag op een verhoging (berg) en was één bouwlaag hoog en had een gebroken kap. In de voorgevel die naar de Hoofdstraat was gericht, waren zes fenétres-a-terre met rondboogsluiting aangebracht. Voor deze empirevensters was een veranda geplaatst. Het huis Pietersberg vertoonde qua stijl grote overeenkomst met de bebouwing aan het Kerkplein bij de kerk in Rijsenburg. Het is goed mogelijk dat architect A. Tollus (1 783-1847), die de bebouwing van dit plein ontwierp voor P.J. van Oosthuyse, door de weduwe van Van Oosthuyse is aangezocht om een ontwerp voor Petrusberg te leveren. Bij het huis behoorde een bescheiden park. Na het overlijden van Margaretha van Oosthuyse-de Jongh kwam Petrusberg in bezit van haar schoonzoon Jacobus Joseph van Rijckevorsel die inmiddels weduwnaar was. Hij deed Petrusberg van de hand en begin jaren negentig van de negentiende eeuw werd het goed eigendom van Jacobus Rudolphus Hendrik Neervoort van de Poll. In 1893 liet Jacoh het oude huis vervangen door een grote villa in eclectische stijl. Hij was toen nog maar amper dertig jaar.

Aan de naam en het vermogen van Neervoort van de Poll is een interessant verhaal verbonden. Jacob had aanvankelijk alleen als achternaam Neervoort. Als jongeling werd hij in Amsterdam opgevoed bij zijn tantes, Maria en Cornelia Neervoort. Maria was getrouwd met jhr. J.S.H. van de Poll en na haar dood trad deze jonker in het huwelijk met haar zus Cornelia. In 1880 stierf Van de Poll en liet hij via legaten zijn gehele vermogen na aan Jacob. De nalatenschap bestond voor een groot deel uit een erfenis die jonkheer Van de Poll in 1878 had ontvangen van A.M. Megge Muilman, de weduwe van jhr. A.J. van de Poll en zijn stiefmoeder. Deze Anna Maria Megge Muilman was puissant rijk en had haar vermogen te danken aan haar vader W.F. Megge Muilman, koopman en later directeur van de Nederlansche Bank. De roddel ging destijds in Amsterdam dat de Franse keizer Napoleon 111 na vergeefse pogingen om zich met een Europees koningshuis te liëren, naar haar hand had gedongen. Niet omdat ze beeldschoon was, maar vanwege haar immense fortuin. Onderdeel van dat fortuin was onder meer een beroemde schilderijenverzameling. Jacob Neervoort ontving dus de cumulatie van verschillende grote vermogens. De collectie schilderijen moest hij echter van zijn erflater schenken aan het Rijksmuseum. Dit geschiedde en kort daarna kreeg Jacob bij Koninklijk Besluit vergunning om de naam Van de Poll aan de zijne toe te voegen. Sindsdien bestaat er een geslacht Neervoort van de Poll.Behalve het huis liet Jacob op zijn pas verworven Driebergse buitenplaats ook de bijgebouwen vernieuwen. Door grondaankopen werd het goed aanzienlijk vergroot. In een gedeelte van het park ter hoogte van de Sparrenlaan is in 1894 in opdracht van Jacob Neervoort van de Poll een pand gebouwd in een op een Japanse pagode gèinspireerde bouwstijl (zie Sparrenlaan 12a).

Het perceel grond waarop dit pand is gesticht, werd ingericht als tuin. Hoogstwaarschijnlijk is dit al de Japanse tuin waarvan nog veel beplanting aanwezig is. De bruggetjes, poorten en lantaarns in Japanse stijl zijn helaas verdwenen, maar er zijn plannen om de tuin in oude staat terug te brengen. Wanneer dit mocht gebeuren heeft Driebergen-Rijsenburg er een unieke tuin bij, want behalve de Japanse tuin bij Clingendael uit 1850 van ontwerper Dinn op de grens van Wassenaar en Den Haag zijn er in Nederland geen voorbeelden van dergelijke oude tuinen in deze stijl bewaard gebleven. Door nieuwe grondaankopen in het eerste decennium van deze eeuw werd het gebied van Beukenstein verder vergroot. Het park zal door al deze nieuw toegevoegde percelen niet veel samenhang meer gekend hebben. In 1910 werd tuinarchitect L.A. Springer (18551940) aangezocht om het gehele park tot een eenheid te smeden. In het totaalplan van Springers hand werden de oude en nieuwe onderdelen van het park met elkaar géïntegreerd. De vijvers werden vergraven, uitgebreid en met elkaar verbonden. De nieuwe aanplant werd in late landschapsstijl gerealiseerd met een lanenstelsel van gebogen paden. Talloze zichtassen legden visuele verbindingen tussen de verschillende onderdelen van het park. Door nieuwe opslag van bomen en de ondeskundige verwijdering van de originele aanplant is het oorspronkelijke karakter van het park goeddeels verloren gegaan. Ook door het verdwijnen van veel parkaccessoires is de visuele belevenis van de hedendaagse wandelaar een geheel andere dan die van de wandelaar rond 1915. Ook de villa Beukenstein bestaat niet meer. Begin jaren zeventig is deze afgebroken.

Lit: Buro Maas, 1981, deel 1 p. 92-93; Buro voor Tuinen etc., 1995; Eeghen, 1942.
besluit: 02071996   categorie 2   dbr 136
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur

Landschapspark, toegankelijk vanaf de Hoofdstraat, aangelegd in de sfeer van de Engelse landschapsstijl. In het park een boogvormig padenstelsel, een smalle, langgerekte vijver, gazons, bomen (o.a. eiken en beuken), diverse struiken en heesters.
De aanleg en padenstructuur van het park zijn aan de zijde van de Hoofdstraat deels aangetast als gevolg van de nieuwbouw van het huidige bejaardenhuis. Het deel van het park dat hier achter ligt is echter nog gaaf aanwezig. Beide delen vormen een onlosmakelijk geheel met elkaar.
Aan de linkerzijde van de nieuwbouw is onder de bomen een mozaïek gelegen van kleine stenen in de vorm van een Jodenster, tevens ligt er een zwerfkei met ingekrast een Jodenster.
Het landgoed ”Beukenstein” werd in de periode voor 1940, bewoond door een Joodse familie.
Bron: Gemeente Utrechtse Heuvelrug