Hoofdstraat 252 De Drieburg



Foto Renk Knol 2000

De voormalige buitenplaats De Drieburg is gelegen aan de zuidzijde van de Hoofdstraat tussen de buitenplaatsen Veldzigt en Lindenhorst en tegenover De Horst. Behalve de naam De Drieburg is de villa ook getooid geweest met de naam Rusthof. De villa is gebouwd door een erfgename van de Amsterdamse koopman G.W. Blokhuis die op deze plek een huis uit 1836 bezat. Mevrouw A.M.C. Blokhuis liet in 1888 het oude huis slopen en meer naar achteren een nieuwe villa bouwen. Behalve de villa staan op het terrein ook een koetshuis met koetsierswoning en een houten prieel. Het koetshuis is door G.W. Blokhuis in 1878 bij zijn oude huis gebouwd. De achtzijdige houten prieel dateert waarschijnlijk uit de bouwtijd van de nieuwe villa. Het hoofdgebouw heeft thans een kantoorfunctie en het prieel doet dienst als fietsenstalling. De nieuwbouw op het terrein betreft schoolgebouwen voor de alhier gevestigde sociale academie.
Het hoofdgebouw is een monumentale villa in neorenalssancestijl en bestaat uit twee bouwlagen onder een afgeplat schilddak, gedekt met bouletpannen. Karakteristiek is de asymmetrisch ingedeelde voorgevel met links een driezijdige erker over de volle hoogte. Tegen de linkerzijgevel is een houten serre met rondboogvensters geplaatst, waarboven een overdekt balkon is aangebracht. De ingang bevindt zich aan de rechterzijde. Oorspronkelijk werd de geveluitbouw waarbinnen zich de ingang bevindt, bekroond door een vierkante torenopbouw met spitsdak. De schuifvensters zijn vervangen door vaste vensters met een bovenlicht. Decoratieve elementen vormen de toogvelden met gekleurd tegelwerk en bewerkte sluitstenen. Voorts dragen de gepleisterde banden en natuurstenen profiellijsten en de kroonlijst met fries versierd met siermetselwerk of stucwerk bij tot de schilderachtigheid van het geheel. Op het linkerdakvlak is een dakkapel met kroonlijst en klauwstukken geplaatst. Aan de voorzijde boven de uitbouw bevindt zich een dakkapel onder een ingesnoerd spitsdak. In tegenstelling tot het exterieur is het interieur in verband met de nieuwe bestemming nogal gewijzigd.
Het in neoclassicistische trant gebouwde koetshuis is een witgepleisterd pand onder een zadeldak met aan weerszijden een lager iets terugspringend volume onder een schilddak. Aan de voorzijde van het middelste volume zien we op de begane grond geloogde inrijdeuren en een vernieuwd samengesteld venster. Op de zolder bevindt zich een dubbel keperboogvormig venster dat vroeger uit houten luiken bestond. Bij beide zijvolumes is een schuifvenster geplaatst. De gevelhoeken worden geaccentueerd door geblokte hoeklisenen. Langs de dakrand zijn decoratieve windveren aangebracht.
De prieel staat op een gemetselde voet en heeft een zinken gebogen schilddak. Aan de achterzijde is de prieel gesloten. Aan de voorzijde is een brede doorgang onder een hoefijzerboog met aan weerszijden een smallere boogopening voorzien van een balustrade. De omringende tuin is in landschappelijke stijl aangelegd met enkele fraaie oude bomen in de voortuin. Er loopt een toegangslaan over het terrein naar de rechterzij gevel van het huis waar zich de ingang bevindt. Het terras en de aangrenzende serre zijn op het linker tuingedeelte gericht. Achter het hoofdgebouw staat het koetshuis en ligt de boomgaard. De muur van de moestuin die gedeeltelijk nog in gebruik is, vormt de grens tussen het voorterrein en het terrein van het naastgelegen Veldzigt. Het achterterrein heeft een open karakter met een duidelijke visuele relatie met de kwekerij Veldzigt. De doorkijk naar het achtergelegen weidegebied is door nieuwbouw verdwenen.
Arch: Kad. legger art. 611/5 en 9 nrs. C 753 en C 884; 302/16 nr. C 754.
besluit: 01031999   categorie R   dbr 186
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur