Heidestein ongenummerd



Foto: Renk Knol voorjaar 2000

De drie naast elkaar gelegen schuren zijn een ontwerp van de gebroeders Fukkink. De middelste is in 1914 opgetrokken en heeft een overkragend afgeplat zadeldak op houten schoren, gedekt met blauwe bouletpannen. Bijzonder is de aan de voorzijde ingebouwde hooiberg onder een tentdak met zinken dakbedekking. In de voorgevel zien we in het midden een baander, aan beide zijden geflankeerd door een rondboogvenster. Boven de baander zijn hooiluiken geplaatst. In de gevel zijn voorts nog twee staldeuren aanwezig en twee roosvensters op de verdieping. In de zijgevels zijn getoogde stalvensters aangebracht. Links en rechts van het hoofdgebouw staat een schuur met een houten voorgevel en een pannen zadeldak. Deze zijn waarschijnlijk kort na het hoofdgebouw gerealiseerd.


Foto: Renk Knol voorjaar 2000

De heer De Wetstein Pfister liet omstreeks 1915 ook schaapskooi bouwen. De schaapskooi achter de bovengenoemde schuren is in baksteen opgetrokken en voorzien van een schilddak met aan de kopse kanten drie dakschilden, gedekt met rode tuiles-du-Nord. Dubbele houten deuren geven toegang tot de schaapskooi. Op meer noordelijk gelegen heidegebied van landgoed Heidestein staat een tweede schaapskooi met rieten kap. Deze kooi is volledig herbouwd en speelt een belangrijke rol in het huidige beheer van het landgoed. De schaapskooi biedt namelijk onderdak aan de ca. 45 Drentse heideschapen van het Utrechts Landschap die het terrein open houden.

Het theehuis, gebouwd omstreeks 1912, is fraai gesitueerd op een zandwal nabij een van de vijvers, die oorspronkelijk enkele meters diep is geweest. Thans is als gevolg van het zakken van de grondwaterstand de vijver veel minder diep geworden en staat soms geheel droog. Het theehuis is een houten gebouw met een terras in chaletstijl, boven een gemetselde onderbouw waarin zich een ijskelder en een waterreservoir bevinden. De vakwerkwanden van het theehuis zijn ingevuld met diagonaal geplaatste planken met steekklampen. Dubbele vensters met roedenverdeling zorgen voor lichttoetreding en bieden een weids uitzicht. Het zadeldak met aan de voor- en achterzijde een steekkapje heeft rondom rijk bewerkte windveren. De ijskelder is vier meter breed en zes meter diep en is voorzien van een tongewelf met een kruinhoogte van zes meter. Hier werd ’s winters het uit de vijver gehakte ijs in stro verpakt opgeslagen. Het ijs werd in twee etappes naar de ijskelder getransporteerd. In de keldervloer die anderhalve meter lager ligt dan de onderzijde van de toegangsdeur, is een metalen rooster aangebracht met een pijp die het smeltwater naar de vijver terugvoerde. Boven de kelder bevindt zich een waterreservoir. Het hier opgeslagen water werd gebruikt om de destijds jonge aanplant van het park te kunnen sproeien. Aan de buitenzijde van de gemetselde onderbouw is aan de voorzijde op de grens van de kelder en het reservoir een kanteelachtige versiering aangebracht. Het geheel vormt een uniek en gaaf voorbeeld van een theehuis in combinatie met een ijskelder en watereservoir binnen de gemeente Driebergen.
besluit: 010399   categorie R   dbr 112
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur