Hoofdstraat 258 Lindenhorst



Foto Renk Knol 2000

De buitenplaats Lindenhorst gelegen aan de zuidzijde van de Hoofdstraat is gesticht in 1863-1864 in opdracht van A.H. Metelerkamp, kantonrechter te Utrecht. Op de plaats van het buitenhuis stond reeds een boerderij, die Metelerkamp overnam van de landbouwer Jan Legemaat. Deze mogelijk van origine zeventiende-eeuwse boerderij is géïntegreerd in het nieuwe buitenhuis. Evenwijdig aan en tegen de boerderij werd het rechthoekige buitenhuis gebouwd. Oud en nieuw werden tot een eenheid gesmeed door nieuwe vensters in de boerderij te plaatsen, de gevels beter aan te sluiten en het geheel te pleisteren. De rechthoekige plattegronden van het buitenhuis en de boerderij waren destijds ongeveer even groot en versprongen ten opzichte van elkaar. Aan de zijde van de Hoofdstraat is de voorsprong van het huis ten opzichte van de boerderij nog aanwezig. Aan de andere zijde is de situatie door aanbouw gewijzigd. De combinatie van buitenhuis met boerderij bij Lindenhorst is een continuering van de zeventiende-eeuwse situatie waarbij door stedelingen opgekochte boerenhofsteden werden ingericht voor zomerverblijf door de aanbouw van een herenkamer. Het agrarische aspect, dat voor het rendement van de gronden garant stond, werd gecombineerd met ontspanning. In de loop van de tijd werden woonfunctie en agrarische functie meer en meer gescheiden. Het buitenverblijf van een rijke stedeling werd een op zichzelf staand buitenhuis met rondom een tuin of park. De exploitatie van eventueel bijbehorende bouwlanden werd verzorgd door pachters op aparte boerderijen. Lindenhorst is een zeer laat voorbeeld van een buitenverblijf met boerderij en derhalve zeer bijzonder en uniek voor de gemeente Driebergen-Rijsenburg. De familie Metelerkamp bleef tot 1912 Lindenhorst als buitenverblijf gebruiken. Vanaf dat jaar tot 1972 is het pand in gebruik geweest als bejaardenoord. Om het huis voor deze functie geschikt te maken werd het huis in 1912 in opdracht van A.H. Metelerkamp verbouwd en uitgebreid door de gebroeders Fukkink. Ook de gemeente Utrecht heeft het pand in bezit gehad als verpleeghuis voor bejaarden en daarvoor in 1959 inwendig het pand verbouwd. In 1967 heeft een grote uitbreiding aan de achterzijde plaats gevonden. Sindsdien is het een centrum van Youth for Christ.


Foto Renk Knol 2000

Lindenhorst is een monumentale witgepleisterde villa in neoclassicistische trant, gesitueerd op een lichte verhoging en met de zijgevel naar de Hoofdstraat gericht. Vanaf de voorzijde gezien fungeerde de Hoofdstraat als zichtas in de richting van Doorn. Het pand heeft thans een onregelmatige plattegrond en is samengesteld uit verschillende volumes, twee of drie bouwlagen hoog, ieder onder een zadeldak. Aan de linkerzijde, de naar de tuin gerichte voorgevel, zien we een risalerende (verhoogde) topgevelpartij en een lager hoekrisaliet met uitbouw en balkon. Aan de kant van de Hoofdstraat staat in de hoek van het middenrisaliet met de voorgevel een gietijzeren portiek met een balkon. Het hek en de sierboog van de portiek zijn zeer fraai uitgevoerd in ajour. In het pand zijn rondom schuifvensters of openslaande deuren aangebracht, afwisselend voorzien van een recht of getoogd bovenlicht. De zolderlichten hebben een keperboogvormige afsluiting. Voor de balkondeuren op de verdieping zijn smeedijzeren balkonhekjes aangebracht. De gepleisterde gevels zijn versierd met profiellijsten, geblokte hoeklisenen, blindnissen en kroon- en daklijsten. Sommige vensters zijn voorzien van een geprofileerde omlijsting. Aan de rechterzijde, in feite de achtergevel, staat de geïncorporeerde boerderij. In de voorgevel van deze boerderij die naar de Hoofdstraat is gericht, zijn diverse vensters van verschillend formaat aanwezig en bevindt zich onder een luifel de hoofdingang. In de rechterzijgevel zijn drie zesruits schuifvensters aangebracht, voorzien van luiken. De toegangen tot voorhuis en achterhuis zijn gesitueerd onder uitgebouwde dakhuisjes. In de langsgevel zijn verder nog getoogde stalvensters geplaatst.

Rechts van Lindenhorst staat het voormalige zomer- annex bakhuis (Hoofdstraat 258) van de boerderij die tegen de achtergevel van het buitenhuis staat. Het is een witgepleisterd gebouw van één bouwlaag onder een zadeldak. In de voorgevel voorzien van een tuit en uitgemetselde schouderstukken zijn twee zesruits schuifvensters met luiken aangebracht en op de zolderverdieping twee draaivensters met roedenverdeling. De zoldervensters zijn voorzien van gepleisterde wenkbrauwen. Achter het bakhuis staat een schuurberg met bakstenen onderbouw voorzien van stalvensters en een gepotdekselde houten bovenbouw met houten roeden. Het zomer- annex bakhuis zal tegelijkertijd met de bouw van Lindenhorst rond 1863 zijn huidig aanzicht hebben gekregen. De kern van het huisje is waarschijnlijk iets ouder. Het pand is thans in gebruik als woning van de beheerder van Lindenhorst.

Het terrein van de voormalige buitenplaats is thans ruim vijf hectare groot, waarvan ongeveer drie hectare weiland is. Rond het huis ligt een landschappelijk aangelegde tuin. De tuin had een overplaats met een laan beplant met beuken recht op het huis. Deze overplaats aan de noordkant van de Hoofdstraat is nog deels intact en maakt een knik ten opzichte van de tuin rondom het huis. Aan de straatzijde wordt deze tuin afgesloten door een ijzeren hekwerk met draaibare hekvleugels tussen natuurstenen palen, waarop de naam Lindenhorst staat geschreven. In de tuin voor het huis is een coulissenlandschap gecreëerd. Weiden en akkers en andere open ruimten worden door boomgroepen, hagen of struiken begrensd. Het hoofdgebouw is onderdeel van één van de coulissen die de open middenruimte voor het huis begrenzen. Over deze middenruimte lopen zichtlijnen naar Hydepark (portierswoning en verdwenen watertoren) in Doorn en naar de lagere gronden bij de Gooijerdijk. In de open middenruimte staan diverse solitairen. Voorts treffen we diverse boomgroepen en rododendronstruiken aan. Over het terrein lopen diverse kronkelpaden. In coulisse aan de overkant van de open middenruimte en voor een boomgaard met moestuin is het koetshuis gelegen.


Foto Renk Knol 2000

Het is samengesteld uit een drietal volumes van verschillende bouwdatum. Het linkergedeelte uit 1863 is het oudst. Rechtsonder bevindt zich een gedenksteen met het opschrift: ‘A.H.M. oud 3 jaar 7/8/1863’. Het is een rechthoekig bakstenen gebouw onder een zadeldak en voorzien van gepleisterde geblokte hoekpilasters en profiellijst tussen begane grond en zolderverdieping. Aan de voorzijde is een dubbele inrijdeur met gepleisterde omlijsting aangebracht en op de zolderverdieping is een getoogd dubbel zolderluik geplaatst. In het midden zien we een lager en smal tussenlid onder een mansardedak met zolderluiken en hijsbalk. Rechts staat een tweelaags hoog volume onder een plat dak met aan de voorzijde over de volle breedte een afdak. Hieronder bevinden zich drie stel inrijdeuren. Op de verdieping zijn drie blindnissen aangebracht. Het aanzicht van het middengedeelte en het meest rechtse blok is tot stand gekomen in 1911 toen de gebroeders Fukkink het koetshuis hebben verbouwd en uitgebreid. De verdieping van het rechtse blok werd als druivenkas gebouwd en het achterste dakschild werd geheel in glas uitgevoerd. De verbouwing geschiedde in opdracht van A.H. Metelerkamp die als driejarig jongetje 48 jaar daarvoor de eerste steen voor het koetshuis had gelegd.
Arch: Kad. legger art. 318/5 en 19 nrs. C 635 en C 680; BV-218 en doos ongëïnventariseerd.
besluit: 08031994   categorie M 1   dbr 187 187A 187B
bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur

 

Correctie op bovenstaande beschrijving
In een brief aan de provincie Utrecht heeft A.M. van den Brink-Nengerman gewezen op een aantal fouten die in de beschrijving van Gaasbeek voorkomen. Hieronder een kopie van die brief.

Telkens als ik een beschrijving van Lindenhorst in de gemeente Driebergen-Rijsenburg tegenkom, in ’t boekje van F. Gaasbeek, op internet of ergens anders, erger ik mij aan de vele fouten die vermeld staan.
Ik zal enige fouten opsommen.

Een eerste zeer grote fout: het huis zou sinds 1912 niet meer particulier bewoond zijn geweest. Hier klopt niets van. Na de dood van A. Metelerkamp, die er woonde met zijn vrouw en nichtje (mijn oma), heeft zijn weduwe er tot in de dertiger jaren gewoond. Mijn oma, A.M. Jaring-Fresen heeft Lindenhorst geërfd en woonde er met man en dochter (mijn moeder).
Mijn ouders zijn na hun huwelijk in 1946 in het voorste deel van Lindenhorst gaan wonen. Mijn opa en oma bewoonden het achterste deel. In 1947 ben ik op Lindenhorst geboren en in 1950 mijn broer. Ons gezin is in 1955 verhuisd, maar mijn grootouders woonden er tot 1959. Op de boerderij is tot die tijd “geboerd” door A. van der Louw. ’s Zomers woonde de boer in het zomerhuis naast Lindenhorst. Het huis + boerderij is in 1959 verkocht aan de gemeente Utrecht, die er een bejaardenhuis van maakte.

Een volgende fout: Gaasbeek schrijft “Lindenhorst is een monumentale witgepleisterde villa”. Dat “witgepleisterde”mag nu het geval zijn, maar dit wit is niet origineel. Ik heb albums met familiefoto’s die op en rond Lindenhorst zijn gemaakt en waarop te zien is dat het huis niet wit is, maar grijs.

Dan nog een volgende ergernis: Lindenhorst wordt vaak met “de” Lindenhorst aangeduid. Het woordje “de” slaat nergens op; het is “Lindenhorst” of “Huize Lindenhorst”.

Nu wat betreft de Overplaats:
De Overplaats is nooit verkocht en is tegenwoordig mijn eigendom. Sinds 1991 is de Overplaats een NSW-Landgoed: “Overplaats Lindenhorst”.
Tegenover Lindenhorst is er een zichtas in het eikenbos. Tot in de dertiger jaren heeft halverwege deze as een groot, wit, klassiek (vrouwen)-beeld gestaan. De zichtas en het park worden inmiddels door ons gerestaureerd en het is de bedoeling om ook weer een beeld terug te plaatsen. Het Project “Stichtse Lustwarande” van de Provincie Utrecht ondersteunt ons hierbij.
Ik hoop dat de bovengenoemde feiten, waar mogelijk, kunnen worden overgenomen in de bestaande teksten en dat de fouten uit die teksten kunnen worden verwijderd.

Met vriendelijke groeten,
A.M.. van den Brink-Nengerman



Ik heb gisteren Lindehorst bezocht in Driebergen. Vandaag heb ik de gegevens die op uw site staan gelezen. De weduwe van de heer Metelerkamp was een oud-tante van mij; Anna Wisman. Mijn vader Karel Wisman, die al jaren geleden is overleden. bezocht als kind samen met zijn vader de buitenplaats regelmatig. Mijn vader is in 1915 geboren, dus het verhaal dat de buitenplaats al in 1912 omgebouwd was tot verpleeg- of bejaardentehuis, klopt niet. Het verhaal wat ik van mijn vader destijds hoorde, was dat het echtpaar Metelerkamp geen kinderen konden krijgen. Zij wilden mijn vader ‘adopteren’, maar dat hebben mijn grootouders niet toegestaan.

Hennie Wisman 30-1-2011