Schoonheid

De schoonheid van Driebergen beleef ik ’s nachts. Als ik op de fiets terugkeer. Na een glaasje drinken in Utrecht. Ja, op de fiets. Je leest het goed. Een tochtje door de frisse lucht vormt een probaat middel tegen katers. Al met al is een klein uurtje op de pedalen werkzamer dan een Alka-Seltzer. Op het Ledig Erf begint de oprijlaan als het ware. Via Bunnik, Odijk en de Langbroekerwetering over de Rijsenburgselaan op huis aan. De overgang van het horecagedruis in de Domstad naar de ommelanden gaat geleidelijk. Aan de Gansstraat overheerst de ontspanning. De Plantanen aan de Koningsweg wijzen de weg naar het buitengebied. Het grootste deel van de route voert door min of meer bebouwde kom. Met de maan als metgezel. Aan de Rijnse Weg doet het stiltegebied zijn naam eer aan. Kom daar maar eens om overdag. Bij nacht en ontij onderga ik de rust en ruimte. Als ik even later de Jachtlaan passeer ligt Driebergen er vredig bij.

De schoonheid van Driebergen beleef ik ook op maandagmorgen na negen uur. Tijdens een dagje vrij. Op de Verlengde Traaij zie ik een eekhoorn oversteken. Op de Rijsenburgselaan, ter hoogte van het Tepeklooster, blazen vijf man op een rij de bladerresten weg. Ze ontdoen het dorpse wegennet van herfstachtige sporen. Afgevallen bladeren, vaak natgeregend, geven geen pas op straat. De stille getuigen van verval en afnemende levenskracht moeten met man en macht verwijderd worden. Om de kale bomen niet nog meer in verlegenheid te brengen.

De schoonheid van Driebergen beleef ik in m’n eentje. Als de goegemeente op één oor ligt of de hort op is. Dan pas is Driebergen een beetje van mij.

Parkwachter

In dit land vol bestuurders heb je evenzo veel bijrijders. Het dagelijkse bestuur van het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug bijvoorbeeld – heel gematigd ‘overlegorgaan’ genoemd – kent behalve de voorzitter ook een vice-voorzitter. Deze vice-voorzitter wil natuurlijk wel eens zijn zegje doen. Gelukkig bood het Algemeen Dagblad/Utrechts Nieuwsblad Jim van Noten afgelopen donderdag zes kolommen de ruimte.

Jim van Noten stelt dat de grenzen van het Nationale Park Utrechtse Heuvelrug op het spel staan. De structuurvisie ‘Groen dus vitaal’ van de gelijknamige gemeente knabbelt volgens hem aan het natuurterrein. Het park loopt gevaar. VVD-raadslid Letema ziet, zo lees ik diezelfde donderdag in De Nieuwsbode, vanuit zijn uitkijktoren de dreiging oprukken tot aan de oevers van het Henschotermeer. Zodra de toekomstige fusiegemeente Woudenberg deze recreatieplas door ‘ ordinair landjepik’ krijgt toegewezen is er volgens de liberaal kans op een nieuwbouwwijk op die plek.
Van Noten waarschuwt juist voor ander onheil. Het plan om 3.000 woningen in Maarsbergen neer te zetten is volgens hem een slecht idee. En de geopperde Wethouder Waltmannweg van Leersum naar Wijk bij Duurstede is ‘in strijd met eerdere afspraken’, aldus vice-opperwoudloper Van Noten.
Tja. Wie is nu eigenlijk de echte baas van de bomen en het bos? Wie heeft de meeste groene strepen? Hoopte ik te resideren in een reservaat, woon ik ondertussen in een gewone gemeente. Welke boswachter weert voortaan nieuwe woningbouw en wegen uit het park? Wie waakt over bos, heide en vogelsoorten? Het lijkt een duel te worden tussen nationale parkwachter Dick Wijte en burgervader Naafs. Hoewel de gemeente Heuvelrug deelneemt en mee overlegt in het parkorgaan…. Een mooi staaltje van poldermodel; na het uitspreken van mooie intenties over het Nationale Park vijf jaar later de gemeentebelangen voorop stellen. Ondertussen zint ook de provincie vast en zeker op een strategie.

Met zoveel bestuurslagen en bestuurders blijft de vraag wie de touwtjes echt in handen heeft. Thuis en op school werd mij ingepeperd: ‘afspraak is afspraak’. Wat zou het prettig zijn als het college zich ten aanzien van het park orthodox opstelt. En niet de grenzen opzoekt maar het landschap royaal respecteert. Laat de platgetreden paden van ‘voortschrijdend inzicht’ of andere dooddoeners achterwege blijven. Misschien dat vice-voorzitters meer van zich kunnen laten horen.

Heu- heu- heuvelrug

Als de Heuvelrugziel al bestaat, dan is het een dolende ziel. Een ziel die door Maarn, Amerongen, Leersum en Doorn dwaalt. En heel soms door Driebergen. Het dorp dat de gemeente Heuvelrug een poort geeft naar de bewoonde wereld.
Enkele criticasters van de samenvoeging met de introverte bosdorpen verkozen vereniging met het meer verstedelijkte Zeist. Hoewel allang een gepasseerd station lijkt dit mij achteraf bezien veel logischer.

Zondagmorgen negen uur. Een christelijk tijdstip zou ik denken. Met het hele gezin zijn we per auto op weg naar het zwembad. Geen stilstaand verkeer op de Nijendal, niet eens langzaam rijden op de Stichtse autostrada. Genietend van zoveel vrijheid en ruimte zie ik in de achteruitkijkspiegel een donkerblauwe Volvo volgen. En met grote spoed dichterbij komen. Halverwege de Diederichslaan worden we gebumperd. De bestuurder wil voort maken, zoveel is duidelijk. In een slechte bui zou ik de handelswijze van de snelheidminnende automobilist als intimiderend betitelen. Het heuen mag in geen geval mijn goede humeur bederven. Daarom besluit ik de berm in te sturen en even halt te houden om de Zweedse racebolide te laten passeren. Iets zal hem of haar drijven. Onderweg naar een noodgeval, een laatste ademtocht, oven vergeten uit te zetten. Er zijn heus redenen om de dag des Heeren vol gas te beginnen. Even later zie ik voornamelijk nog de remlichten van de blauwe stationcar vanwege de drempels en de bocht. Eenmaal gearriveerd op de parkeerplaats bij de Zwoer parkeer ik onze midi-MPV naast, juist, de donkerblauwe Volvo.

Opeens is het er weer. Dat wat ik veel vaker bemerk. In Driebergen heerst de haast, regeert de rusteloosheid. Men lijkt zo gejaagd. Iedereen wil overal de eerste zijn en de snelste. Tijd is kennelijk schaars.
Het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug adverteert ondertussen met natuur, landschap en stilte. De VVV Driebergen rept zelfs van Een vorstelijk gebied! De bezoekers wordt een zekere mate van ‘onthaasting’ voorgespiegeld.
Aan de meeste bewoners gaat deze boodschap voorbij. Het gros van Driebergse ingezetenen is geen echte Heuvelruggenees maar eerder een archetypische voorstedeling. Er is nauwelijks verschil met bijvoorbeeld een Zeistenaar of Utrechter. Ze zijn continu aan het heuen. De bij voorbaat verongelijkte bourgeoisie, als de dood om te laat te komen. Bevreesd om iets te missen en een voordeeltje voorbij te laten gaan. Vanuit de helft van een dubbele villa lijken ze meer te genieten van hun wagenpark dan de bomen in het nationale park.
Welnu, al deze lieden wens ik veel zielenrust toe. En als u mij weer bumpert, zal ik u nogmaals voor laten gaan. ‘Vele eersten zullen de laatsten zijn’.

Hugo Zelders, 2 november 2008

Monument

Tijdens een van de laatste dagen aan de Zeeuwse kust vraag ik me af welke sporen vanaf het vakantieadres leiden naar mijn woonplaats. Geen enkele zo lijkt het, vanuit de ligstoel. De landelijke pers zwijgt in alle talen over Driebergen en de Heuvelrug. Voordat ik er te lang bij stil sta of dit eigenlijk wel een goed teken is, werk ik me alweer loom door een stapel leesvoer. Bladerend in het programma van Open Monumentendag 2008 met als thema Sporen stuit ik op ineens het volgende: ‘Het station van Driebergen, ooit bekend om de allerbeste perronkoffie, schenkt nog een keer deze koffie’.

Liefhebbers halen in het weekeinde van 13 en 14 september hun hart op. De meeste mensen halen juist hun neus op voor oude koffie. Uitzondering hierop vormt de lofzang die losbarst bij, excusezmoi, meestal autochtone heren van ruime middelbare leeftijd. Dit zegt misschien iets qua samenstelling over de regelmatige bezoekers van de pleisterplaats langs de spoorbaan ergens rond de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw.
Hoe lang kun je koffie conserveren? En valt smaak te bewaren? Hooguit de herinnering blijft voortleven, meen ik bescheiden. De verlekkerde jubelzang die bij herhaling klinkt verdient toch enige relativering. Welke speciale behandeling genoten vruchtenpitten van de koffieboom op het lokale station? Hoe meet je trouwens of perronkoffie de allerbeste is? Welk al dan niet wetenschappelijk onderzoek ligt hieraan ten grondslag? Zelf bewaar ik – op doorreis naar Middelburg – goede herinneringen aan de ‘koffie, thee, limonade’-verkopers op station Roosendaal. De koffie die ze daar tapten rook in elk geval lekker. Misschien was perronkoffie in die dagen helemaal niet zo goed maar de koffie thuis of elders nauwelijks te drinken.

De programmagids van monumentendag spreekt stellig van ‘het station van Driebergen’. Van het later aangeplakte ‘Zeist’ is in het verleden kennelijk geen spoor te vinden. Een causaal verband tussen het meeliften van Zeist aan de spoorweg en de teloorgang van lekkere koffie schenken laat ik buiten beschouwing. De komst van de extra plaatsnaam en bederf van de goede smaak voert te ver. Of verdween hiermee de koffie volledig?

Graag daag ik de praatjesmakers uit mij het ‘allerbeste’ te laten proeven. Waar blijft degene die opnieuw de lekkerste perronkoffie van Nederland zet? Dat een slimme exploitant hiermee niet al eerder aan de haal is gegaan. De eerste Nederlandse Starbucks had op station Driebergen-Zeist geopend moeten worden. Over de automaatkoffie die de kiosk Wizzl tegenwoordig verkoopt hoor ik nooit sterke verhalen.

Het volgens overlevering overheerlijke versgezette bakje wordt in de loop der jaren steeds lekkerder. Als de mythe onverminderd voortduurt, vraagt dit om verwezenlijk van een heus gedenkteken. Een echt monument dus. Ter eer en meerdere glorie van het beroemde Driebergse kopje perronkoffie. Zoiets geeft het zielloze stationsplein betekenis en fleurt er van op. Een bronzen boon of, beter nog, een door kunstenaar Klaas Gubbels vervaardigde pot. Dat is ten slotte zijn specialiteit.
Voor mijn part, maar doe eindelijk iets met die koffie. Anders begin ik zoetjesaan te geloven dat er broodjes aap op het perron werden verkocht.

Luchtacrobatiek

Het circus was neergestreken in het dorp. Lange tijd meende ik de wereld een dienst te bewijzen nooit dit rondreizende variété te bezoeken. Misschien ter compensatie voor mijn weliswaar met liefde omgeven maar gekooide cavia Snuffel. Laat ik het er op houden dat het diertje in mijn kinderjaren veel voor me betekende en uit piëteit met ander geknecht beestenspul weg bleef van dit soort dierenvermaak. Voor mijn twee kinderen zette ik deze gevoelens opzij en bezocht samen met hen vrijdag een voorstelling.


Hoewel ik meer plezier beleefde aan de verraste blikken van mijn zoontje en dochtertje kreeg ik een andere kijk op het circuswezen. In zekere zin werden mijn ogen geopend. Zo ontwaarde ik een mooi staaltje van effectieve samenwerking. Het gezelschap verenigt de taken van directie, medewerkers en artiesten in zo’n beetje één competentieprofiel. De kapelmeester is tevens kaartjesscheurder, de drummer vervult ook de functie van huisclown Fritz en jongleur. De dame achter de kassa doet even later een trapezenummer en de dresseermeneer veegt, in een ander jasje, maar zonder statusverlies, gewoon de piste schoon. Iedereen steekt de handen uit de mouwen. Na even geschitterd te hebben in een hoofdrol maakt men zich snel ondergeschikt aan het collectief.

Kom daar meer eens om in de gemiddelde arbeidsorganisatie. Zeker die van grotere omvang. Om maar te zwijgen over de gemeentepolitiek of het lokale bestuur. Wat zou het trouwens mooi zijn als de burgervader enkele dagdelen per jaar baliediensten draait of eens zelf de telefoon opneemt. Een gemeentesecretaris, medeverantwoordelijk voor publieksdienstverlening, zal veel opsteken van een weekje postkamer. En de wethouder wordt een ander mens als hij een poosje brief na brief afhandelt of een plantsoen schoffelt.
In de politiek is regelmatig sprake van een circus. In de betekenis van publiciteitscircus en vergadercircus. Gelukkig hoeven politici en bestuurders niet al rondreizend hun broek op te houden. Na een maand zal de boel failliet zijn. Hun beroep vraagt weer andere gedragskenmerken. In de lokale en landspolitiek is het een pre als je jouw partner een pootje kunt lichten midden in de piste. In het circus doen alleen clowns dit. Neem als voorbeeld de recente voorstelling in Provinciale Staten waar het CDA als vermoorde onschuld zich onwetend veinst over de poets die hen door de voormalige coalitiegenoten gebakken werd. Publieke vermakelijkheid kan ik het niet noemen maar wie zegt dat de gemeente Heuvelrug gevrijwaard blijft van een dergelijk nummer. Het blijft dansen op een koord, een politiek akkoord.
Afgezien van het feit dat politici zich vooral niet laten dresseren, vertonen ze dikwijls een kunstje en bedrijven luchtacrobatiek. Het echte circus dwingt meer respect af en daar werken mensen volgens mij veel harder voor hun geld.

Hugo Zelders, 13 juli 2008

Pasfoto

Waar ik ook ben ter wereld, altijd loopt een rechtstreeks lijntje naar het Kerkplein in Doorn. Al ben ik nog zo’n globetrotter, kosmopoliet of luchtreiziger. Al buig ik mij over een kraterrand van de Kelimuti vulkaan op Flores, vaar ik op het Comomeer of neem een zonnebad in Jardin du Luxembourg in Parijs, voorlopig blijf ik verbonden met de gemeente Utrechte Heuvelrug.

Daar immers wordt mijn bestaan bevestigd met een vermelding in de gemeentelijke basisadministratie. Ik ben ingeschreven, dus ik besta. Zodat ik legitiem existeer en legaal verblijf in mijn eigen woonplaats. Zonder het door mijn burgemeester verstrekte paspoort geen – zoals dat zo mooi omschreven wordt – ongehinderde doorgang in bevriende staten. De gemeente Heuvelrug geeft mij een identiteit en gezicht.

Een paspoort uit geven lijkt een formaliteit. Je hebt pasfoto’s nodig en moet naar het gemeentehuis. Vooraf informeerde ik telefonisch want hoorde dat 10 % van de pasfoto’s wordt afgekeurd.

“Kunt u mij een goede fotograaf aanbevelen”, vroeg ik retorisch, immers een overheidsdienaar die ondernemers aanprijst begeeft zich op glad ijs.

“Elke vakfotograaf weet waar een goede pasfoto aan moet voldoen”, luidde het diplomatieke antwoord.

Voor mij is het wel een belangrijke foto. In die ene opname moet alles samengebald zijn wat ik ben. En dat op een afmeting van 35 mm x 45 mm. Het is een portret dat snel passé is. Over vijf jaar is het een ‘toen’-foto. Als deze zo lang mee moet dan maar toonbaar. Mocht Interpol mij ooit zoeken dien ik er wel representatief uit te zien dus met gestreken, effen hemd en een jasje bezocht ik een fotozaak in 3bergen. En gaf me over aan het vakmanschap van de pasfotograaf. Zoiets is altijd een verzoeking. Je moet poseren op aanwijzingen van de kleinhandelaar. Hoofd meer naar het midden, ietsje meer lachen, mond gesloten of schouders recht. Voordat de vakfotograaf afdrukt is de natuurlijke weergave verdwenen. Gevolg: een ietwat stuurse blik.

Het ministerie van Buitenlandse Zaken helpt een handje en heeft een fotomatrix uitgevaardigd. Maatvoering, fotokwaliteit, achtergrond, houding, gezichtsuitdrukking, bril, belichting en positionering. Op maar liefst acht punten worden criteria opgesomd. Nog eens geïllustreerd met ruim 50 voorbeelden van pasfoto’s, voornamelijk foute. Je moet eigenlijk behoorlijk je best doen om de pasfoto te laten mislukken, zo lijkt het. Met de richtlijnen is er duidelijk geen sprake van een vriendelijk verzoek tot vrije expressie door een kunstfotograaf. Anton Corbijn of Erwin Olaf zullen de opdracht voor een pasfoto met alle plezier aan zich voorbij laten gaan.

Enfin, bij thuiskomst was zelfs mijn teerbeminde tevreden met de pasfoto. Dat was in jaren niet voor gekomen.

Met het resultaat toog ik enkele dagen later naar de gemeentewinkel. Een mevrouw boog zich kritisch over het fotootje. Ze beoordeelde de maat aan de hand van een transparant rastertje. Het geschuif en gepuzzel stelden weinig gerust. Ineens sprak de gemeentelijke baliebediende, ten overstaan van de andere wachtenden:

“Uw hoofd is te groot”.

Pardon? Mijn hoofd te groot? Wat een contrast. Altijd vernam ik het tegendeel. In hoofddeksels verdwijnt mijn schedel door de bescheiden omvang.

Zo werd ik kort voor sluitingstijd van de burgerzakenloketten heengezonden en kon opnieuw naar de fotohandel. Weer naar 3bergen dus. Weer poseren. Kosteloos kreeg ik nieuwe exemplaren. Helaas deze keer met licht geagiteerde tronie. ‘Leuk voor later’ las ik op het kartonnen hoesje. 

Van de oorspronkelijke serie wilde de fotograaf er eentje behouden als bewijsexemplaar. Om tegen het licht van een ambtelijke geest te houden. Vier pagina’s instructies en de vakfotograaf buigt zich samen met een ambtenaar over mijn te grote hoofd.

Ieder z’n vak. 

Hugo Zelders, 8 juni 2008

Gladiolen

Zodra het beter weer wordt zie je ze overal opduiken. De grote jongens, volwassen kerels die, liefst ‘kontkussend’ met een mannetje of tien á vijftien, Tour de France-je spelen. In het weekeinde gaan ze en masse en en groupe op de pedalen. Zeemleren broeken en met sponsors bedrukte shirtjes incluis. Net echt.

Bijna word ik voor de sokken gereden door een dergelijk stelletje snot-voor-de-ogenrijders. Een penetrante zweem van in synthetische kleding getrokken zweet bereikt mijn neus. Druppels voel ik, van uit allerlei openingen afgescheiden lichaamsvocht. Dat op de kruising Hoofdstraat – Traaij/Korte Dreef het verkeerslicht op rood staat laat hun koud. Ze sjezen gewoon door in de richting Zeist. Parijs is nog ver. Of rood geldt misschien niet voor hen. Zij zijn immers deelnemers aan een virtuele wedstrijd en horen bij de boven de wet gewaande wielerbent. De openbare weg behoort vandaag volledig aan hen toe. Helaas vergat de tourdirectie de route af te zetten, verkeersregelaars in te schakelen of de lokale hermandad te vragen de coureurs een vrije aftocht garanderen. In een treintje vervolgt de groep renners ondertussen kop-over-kop hun weg.

“G..v…d…. !”, schalt het over de Hoofdstraat.

Midden op de zaterdagmiddag wordt het winkelende publiek royaal getrakteerd op deze ongevraagde krachtterm uit de mond van een verzuurde pedaleur. Een achterblijver, die aan het elastiek van het peloton hangt, wil zo nodig aanhaken. Maar o jee, een automobilist komende van de Appelgaard laat, om beter zicht te krijgen over het verkeer, de neus van zijn voertuig een stukje over de Hoofdstraat uitsteken. Over de fietsstrook dus.

De racefietser vloekt dermate hard vanuit zijn op de klikpedalen gefixeerde tenen dat alle passanten verschrikt opkijken. Alsof je de gedoodverfde tourwinnaar op de Champs-Élysées persoonlijk afhoudt van zijn eindzege. Tweemaal kijkt de coureur boos om naar de geschrokken bestuurder en accelereert in een lager verzet om de kopgroep te bereiken. Ook hij negeert het verkeerslicht dat nog steeds op rood staat en raast rakelings langs een voetganger.

Voor de mannen, en ook enkele vrouwen van de overmatig vele fietsclubjes geldt geen enkele verkeersregel. God noch gebod is heilig. Het devies lijkt: De dood of de gladiolen. Ook als ze op zaterdagmiddag het drukke centrum van Driebergen doorkruisen is alles ondergeschikt aan de pseudo-massasprint. Nerveus klingelen ze zich een weg door de Heuvelrugdorpen en wee gebeente degene die hen in de weg loopt of rijdt. De ongelukkige kan rekenen op luid getier en afkeurende gebaren.

Ga toch fietsen, denk ik bij mezelf. Maar dan wel ver weg van de bebouwde kom, in het buitenste buitengebied. En als de zogenaamde etappe onverhoopt door de bewoonde wereld voert, pas je dan een beetje aan. En doe niet zo verongelijkt als het echte leven gewoon doorgaat. Niet iedereen speelt Tour de France-je.

Hugo Zelders, 13 april 2008


Hugo’s fietser kwam nog een heel eind op de heuvelrug ……….
zie: http://www.heuvelrugnieuws.nl/archief/verder24.htm
Groeten van Leen Doeve, 13 april 2008

Vermakelijke column, Hugo. Inderdaad worden wij wandelende en fietsende Heuvelruggers regelmatig opzij geschreeuwd door zich door onze dorpskernen en natuur persende pseudoploegentijdrijders. Één aspect in jouw betoog vind ik echter zeer opmerkelijk. In minstens twee voorgaande columns gaf jij duidelijk blijk van je ongenoegen over de grote hoeveelheid (geparkeerd) blik in onze gemeente. Maar je neemt het thans wel op voor een automobilist die de neus van zijn voertuig over de fietsstrook laat steken om, naar jouw mening, beter zicht te krijgen op het verkeer. Die auto is dan al het ruim één meter brede voetpad gepasseerd, terwijl vóór dat voetpad het zicht reeds ruim voldoende is, zeker naar links, de richting waarvandaan de wielrenner kwam. Mijn ervaring is dat automobilisten op dat punt ongeduldig staan te ‘douwen’ om zich tussen de permanente verkeersstroom te kunnen begeven. En dan moeten de op de Hoofdstraat voorbijrijdende fietsers het zeer regelmatig ontgelden. Misschien kon deze schrikkende snelfietser niet meer tijdig remmen én niet uitwijken vanwege een wellicht naast hem rijdende auto. Die luide godslastering was mogelijk niet nodig, maar wel begrijpelijk én noodzakelijk om het trommelvlies van de blikken-trommelbestuurder te bereiken.
Hans Hermans, 13 april 2008

uit het hart gegrepen!
Ondine van der Vleuten, 6 mei 2008

Ezel

Driebergen haalde zaterdag het landelijke nieuws; de plaatselijke brandweer redde een ezel uit een zwembad. Als de Partij voor de Dieren (PvdD) een zetel had in de raad van de gemeente Heuvelrug werd vast aangedrongen om geen afdekzeilen te gebruiken voor over je privé-zwembad, in de winter het zwembad leeg te maken of vol ter beschikking te stellen als vervangende huisvesting voor goudvissen.

Bewoners van de gemeente Heuvelrug hebben het veel te druk om de eigen belangen boven die van dieren te stellen. Geen PvdD dus alhier, maar een kleine dertig gewoontedieren in de raad, die net als het bestuur de Utrechtse Heuvelrug graag als ‘merk’ zien en dit voor veel geld aan de man brengen. Neem de grootgrutter die binnenkort aan de dorpsgrens de groene uitstraling van de lustwarande jarenlang gijzelt met een noodwinkel. De geschiedenis wijst uit dat op die manier talloze hectaren ‘gewijde’ grond gretig werden omgeschoffeld tot topkavels op A-locatie.

Besteden en verdienen, lijkt het vaste devies. En vooral niet teveel nadenken of beschouwen. Geld moet immers rollen en de geest gedood. Zingeving geeft nauwelijks profijt. Onder de titel Zachte krachtendorp beschreef HP De Tijd twee jaar geleden Driebergen als spiritueel dorp. Het tij lijkt inmiddels te keren. Nadenkers en vragenstellers worden tegenwoordig het liefst uit de villa’s verwijderd en van hun landgoederen verjaagd.

Alternatieve lieden en brede horizonverkenners – het aantal van dit soort loopt, zoals de Stichtse Courant eerder vaststelde, de spuigaten uit – moeten worden geweerd.

De Vrije Hogeschool kampt met een terugloop aan leerlingen. Projectontwikkelaars kijken ondertussen vol dollartekens in de ogen naar het zieltogende antroposofeninstituut. Komt er weer een miljoenenobject vrij aan de bejubelde Stichtse autostrada? Weg met Rudolf Steiner, leve het grootkapitaal. Met als uitkomst voor veelverdieners voldoende rendement en de allerminst charmante bestemming zoals het hoofdkantoor van een al dan niet beursgenoteerde onderneming.

Het lijkt wel of Driebergen zijn ziel verkoopt. Het dorp is zo langzamerhand verworden tot het zoveelste rijkenressort in Midden-Nederland.

Wat gebeurt er met het voormalige klooster Arca Pacis? Wordt het gebouw Broekbergen opgesplitst en per kadestraal deel verpatst? Als appartementen voor bemiddelde bejaarden die voor hun dagjes vrij reizen graag in de buurt van een NS-station wonen. Zijn bij het hek van het Aderwinkelpad gereserveerde parkeerplaatsen voor bewoners ingetekend in het voorlopige ontwerp? Of was juist daar het zwembad gepland? Jan Patat op klompen of laarzen kunnen ze dan niet gebruiken. Ongewenste pottenkijkers vormen een afbreukrisico voor de exclusiviteit. Bovendien komen er ongelukken van, wandelaars, natuurvorsers en stiltezoekers kukelen pardoes in het bassin.

Mijn gedachten zijn bij alle fortuinlijke ezels. Als een ezel het te goed heeft, gaat hij op het ijs dansen.

Hugo Zelders, 24 februari 2008

Grasstrookje

‘People that know that there is no parkingspace
they look at no parkingspace’

Voor Heuvelrugger Hans Heijkoop heb ik beslist waardering. Vanwege het feit dat hij met de trein of bus reist, althans dat concludeer ik als hij regelmatig bij station Driebergen-Zeist parkeert. Zijn bezwaarschrift tegen ‘ongelimiteerde’ parkeerbonnen bij datzelfde NS-station haalde donderdag 20 december de voorpagina van de Stichtse Courant. Het is kennelijk van algemeen nut dat deze kwestie bij de rechtelijke macht en de lezers onder de aandacht wordt gebracht.

Willens en wetens overtreedt Heijkoop een verkeersregel. Ongeacht de motieven lijkt het erop dat de handhaver volkomen terecht handelt en een bon uitschrijft. Toch blijft de heer Hans Heijkoop herhaaldelijk op een grasstrookje parkeren. Deze recidive is een daad van verzet om, als burgerlijk ongehoorzame plaatsgenoot, een misstand aan de kaak te stellen. Dit doet hij ook uit naam van ‘vele andere mensen’, ‘lotgenoten’ genoemd. Er is namelijk onvoldoende parkeerruimte, luidt de constatering.

Onvoldoende parkeerruimte? Hoeveel ruimte moet er volgens Heijkoop en die vele andere mensen idealiter zijn om het predikaat ‘voldoende’ te verkrijgen? Is daar een indicatie voor, een norm?

Noodgedwongen ‘moet’ de heer Heijkoop zijn auto op een grasstrookje parkeren. Wanneer de Stichtse Courant nadrukkelijk rept van ‘een grasstrookje’, zie ik een heel klein autootje voor me. Hoe dan ook, nood breekt wet, ofschoon de nood voor mij onvoldoende blijkt. Wat is exact de nood? En hoezo dwang? Wie dwingt hem op een grasstrookje te parkeren?

Eigenlijk is Heijkoop er een voorvechter van dat als ergens geen vrije parkeerplaatsen zijn, je – zónder anderen te hinderen – mag parkeren buiten de aangewezen vakken en plaatsen. In de berm, op de stoep, noem maar op. Zo wenst Heijkoop min of meer voor elke bestuurder de vrijheid zijn of haar eigen ‘zónder anderen te hinderen-parkeerruimte’ te creëren.

Het principe van ‘zónder anderen te hinderen’ weegt zwaar voor hem. Dat is zeer te prijzen, echter, wat hinderlijk is voor anderen lijkt me tegenover de kantonrechter een moeilijk te verdedigen uitgangspunt omdat deze opvatting voor velerlei uitleg vatbaar is.

Aan de kantonrechter stelt Heijkoop drie vragen. Sta mij toe alvast mee te denken over de mogelijke antwoorden:

1. Is het geoorloofd met een auto naar het station Driebergen-Zeist te reizen?
Ja.

2. Zo ja, mag de bestuurder dan verwachten dat er ruimte is op de parkeerplaats?
Nee. Want wat als deze vol is?
Er is geen parkeerwachter aanwezig die andere bestuurders wegstuurt met de mededeling: ‘Het spijt me, maar mijnheer Heijkoop kan misschien dadelijk komen, dus er moet minimaal één plek vrij blijven.’

De verwachting dat er ruimte is op de parkeerplaats koestert Heijkoop waarschijnlijk ook voor de winkel, het healthcenter, sportveld, zwembad, de ijsbaan, bij vrienden voor de deur, ergo bij alle bestemmingen waar hij naar toe op weg gaat. Voor die ene auto claimt Heijkoop dus op voorhand heel veel ruimte. Gaat hij overal en altijd op een grasstrookje parkeren als er geen plek is?

3. Indien dat niet het geval is, mag men dan terzijde van de parkeervakken staan zonder andere gebruikers te hinderen?
(Het lijkt mij persoonlijk een beetje dom deze vraag uitgerekend aan de kantonrechter voor te leggen. De edelachtbare zal nooit ingezetenen uitnodigen zich boven de wet te plaatsen).
Nee, luidt dus het antwoord. Buiten aangewezen plaatsen mag je niet parkeren en dus zal de bestuurder op zoek moeten gaan naar verderop gelegen officiële parkeervakken.

Er is een welhaast dwangmatig verwachtingspatroon bij de autogebruiker dat overal waar hij/zij de bolide naar toe chauffeert, zelfs naar verkeersaantrekkende A-locaties, er royaal ruimte is deze kosteloos te stallen. Het ongelimiteerde, toenemende aantal voertuiggebruikers dwingt zichzelf deze verwachting af. In de kleine, drukbevolkte provincie Utrecht legt de dwingende parkeerbehoefte een steeds groter beslag op de openbare ruimte. Veel parkeerders huldigen Heijkoop’s hinderprincipe niet of nauwelijks. De SUV staat gewoon ‘eventjes maar’ op de gehandicaptenparkeerplaats. Je zou als gezonde autobezitter een eindje moeten lopen….

Ach, op 7 februari 2008 om 9.45 uur, als de zitting begint zullen mijn gedachten zijn bij de heer Hans Heijkoop en zijn lotgenoten, die (zónder anderen te hinderen) op grasstrookjes willen parkeren.

Inmiddels bezigen wij thuis een gevleugelde uitdrukking. Zodra weer iemand met twee wielen op de stoep, pal voor onze woning parkeert (desgevraagd altijd met de beste bedoeling niemand te willen hinderen), zeggen wij tegen elkaar:

‘Hé, daar staat de auto van mijnheer Heijkoop.’

Hugo Zelders, 30 december 2007


Deze column kan een perfecte aanleiding zijn om de meningen te peilen. Wie heeft er gelijk? Hans Heijkoop, die vindt dat er immer voldoende parkeerruimte moet zijn, of Hugo Zelders, die aangeeft dat er grenzen zijn?
Ik ben van mening dat automobilisten moeten accepteren dat parkeervoorzieningen niet ongelimiteerd kunnen worden aangepast aan de ongebreidelde vraag. Dus op dit moment is de stand 1-0 voor Hugo.
Voorwaar heuvelrugsche burgers, uw zeer gewaardeerde mening wordt ingewacht ten burele van deze electronische zijde!
Hans Hermans, 31 december 2007
 
Ha Hans, Ik doe mee. Ik stem naar 2-0. Fietsen naar het station is toch de norm? Hoewel daar ook wel weer columns over vol geschreven zijn.
Harry Boeschoten, 31-12-2007

Maak er maar 3-0 van. Met daarbij de opmerking dat er nergens in Nederland meer gratis geparkeerd kan worden op openbare wegen en terreinen. Niet rijdende auto’s belasten, maar stilstaande auto’s. Daarbij denk ik aan een basistarief van twee euro per uur onder gelijktijdige afschaffing van de wegenbelasting en de bpm.
Renk Knol, 31-12-2007

Hans: Dat de parkeervoorziening bij het station niet onbeperkt uitgebreid kan worden is een redelijk standpunt, maar als niet meer aan de vraag voldaan kan worden, moet er wel gestopt worden met zo’n locatie aan te prijzen als P+R. Weg met die P+R borden dus.
Harry: Na de laatste fiets die mij bij het station ontstolen is, is met de fiets naar het station voor mij niet meer de norm. Helaas.
Renk: Alleen stilstaande autos belasten is strijdig met het streven het milleu te ontlasten door het gebruik van de auto te ontmoedigen. Als ik twee Euro per uur moet betalen om mijn auto bij het station te laten staan, laat ik het station rechts liggen en draai de A12 op om met de auto naar Amsterrdam te rijden. Daar is parkeren (nog) goedkpoper dan twee Euro per uur.  Ik ga er dan ook maar van uit dat je een grapje maakte..
Hugo: Leuk stukje. Maar ik ga niet links of rechts staan. Iedereen heeft een beetje gelijk en niemand heeft een echte oplossing.
Michiel van der Vlist, 2 januari 2008

4 – 0
Teunis Reedijk, 2 januari 2008
 
Ha Michiel, Dat van die gestolen fietsen dat klopt natuurlijk (en van die opgeruimde fietsen overigens ook). Een probleem om aan te pakken. Voor mijn part plaatsen we duizend kluisjes. Als we niet meer van die onzinnige verkeerslichten bij het station plaatsen dan zijn we zó uit de kosten ook.
Harry Boeschoten, 2-1-2008

“Vroeger”- nog niet eens zo heel lang geleden- kon ik op een vrijreizendag met mijn auto naar het station en die daar parkeren. Tegenwoordig is dat al vroeg totaal onmogelijk. Lopen of fietsen op de heenweg is een optie, maar in de avond terug in het donker is voor een niet meer “piep” iemand erg vervelend.
Laten we blij zijn dat vele mensen voor de lange afstand de trein kiezen, maar laat dat ook voor ouderen mogelijk blijven.
Ik hoop dat bij alle nieuwe plannen voor de inrichting van onze stationslokatie het lang-parkeren voldoende aandacht krijgt.
Pieta Deutekom-Houtstra, 3-1-2008, Driebergen-R.

Grafheuvelrug

We stonden in Hoppe en we waren op vrijdagavond als vrienden onder elkaar. We hingen nog een beetje aan het studentenleven en de stad. Net toen de happen op de bar werden gezet, bekenden twee van ons te gaan verhuizen. Naar de provincie. Ze hadden beiden een huis gekocht. In Doorn. Het nieuws sloeg in als een bom. Doorn? Waar ligt dat ook alweer precies?

Twee van onze vrienden waren voorgoed verloren, als oude lullen afgeserveerd, op weg naar een zieltogend bestaan als burgerman in een bosdorp. Ze waren ook al echtgenoot en papa. Zo gaan die dingen als je eenmaal bent afgestudeerd.

Enfin, er werd nieuw bier gehaald, het gescheld en de schimpscheuten over hun keuze voor Doorn verdwenen alweer naar de achtergrond. Er moest op gedronken worden als zij zonodig wilden resideren in het ‘Groene Graf’. Want zo kwalificeerde het baanbrekende magazine Carp, voor hoogopgeleiden met potentie tot 37 jaar, de heuvelrug. En Carp lazen we natuurlijk allemaal in die dagen en namen het geschrevene voor waar aan. Als je een geriatrisch reservaat verkoos boven een stedelijke omgeving, waren de kansen verspeeld. Zo jong en dan al in afwachting van de dood tijdens een afgezonderd bestaan op het platteland. Wat een treurig vooruitzicht, twee kornuiten die hun eigen graf gingen graven. Achter slot en grendel van een nationaal park.
Adieu vrienden. 

Het voorval in het café was ik allang vergeten toen ik eind 2004 neerstreek in Driebergen. De overgang van stad naar dorp viel me aanvankelijk zwaar. Bij het inburgeren las ik in een lokaal nieuwsblad over het Alzheimercafé, zag ik oversteekplaatsen voor ouderen en voelde de geribbelde stoep voor slechtzienden.
Waar ben ik in hemelsnaam beland?, verzuchtte ik.
Woonde ik soms in ‘Het Dorp’? Waren hier de door Mies Bouwman binnengesleepte gelden aan besteed?

Maar het ‘Groene Graf’, nee, die woorden leken begraven in mijn brein, aangezien de nieuwe woonomgeving allengs beter beviel. Tot ik onlangs de website van de gemeente Utrechtse Heuvelrug bezocht. Omdat ik als vader van twee jonge kinderen midden in het leven sta, wilde ik ze bij wijze van formeel levensteken graag bijschrijven in mijn paspoort. Dit reisdocument moest ik toch verlengen, net als hopelijk zo lang mogelijk mijn aardse bestaan. Welke bescheiden dien ik daarvoor mee te nemen?

Al navigerend op de homepage vond ik in een keuzemenu het hoofdstuk ‘Wonen en leven’. Een muisklik verder opende zich een uitklapmenu. En wat zag ik staan? Als eerste onderwerp onder de noemer ‘Wonen en leven’? Nog eens goed kijken, het stond er echt: ‘Begraafzaken’.

De gemeente kiest ervoor om ‘Begraven’ als eerste te benoemen bij zaken als ‘Wonen en leven’. Wanneer de communicatiemedewerker dit thema bewust bovenaan zet, hebben begraafzaken kennelijk prioriteit want van een alfabetische of andere logische volgorde is geen sprake. Nog boven ‘Afval en milieu’, ‘Werk en inkomen’ eindigt de informatie over het ter aarde bestellen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug met stip op 1. Teruggeworpen naar die vrijdagavond, jaren eerder, hoor ik ons in Hoppe weer schateren; het ‘Groene Graf’.

Blijkt het hoongelach toch terecht.

Hugo Zelders, 11 november 2007


Prachtige column!
Ondine van der Vleuten, 6 mei 2008

Alternatief

Afgelopen donderdag bracht de Stichtse Courant een primeur van jewelste. Onder de kop ‘Alternatieve hulp rijst de pan uit’ onthulde het weekblad dat Driebergen in 1997 vijf alternatieve hulpverleners telde en er anno 2007 zo’n dertig gevestigd zijn.

Met de verontrustende kop is de toon gezet. In de lead lezen we over een ‘gigantische’ toename alsof het hier gaat om terroristische cellen. Ondanks de beperkte nieuwswaarde en geringe informatie volgt in vier kolommen een omhaal van woorden. De meer opiniërende dan informerende strekking valt moeilijk te rijmen met de tekst die twee centimeter boven de kop van het verhaal prijkt: onafhankelijk nieuwsblad voor Driebergen-Rijsenburg en omstreken. Hoe onafhankelijk bericht Jan de Beer over alternatieve klachtenbehandelaars en hun toename?

De kop ‘Alternatieve hulp neemt toe’ of ‘Toename vraag alternatieve hulp’ is veel onafhankelijker. Uit de pan rijzen betekent namelijk: te erg, te bar zijn of worden. Voor de auteur loopt de toename van alternatieve hulp kennelijk de spuigaten uit. De lezer krijgt hiermee een redactioneel commentaar verpakt als nieuws. Week in week uit een sterke opening vinden voor de Stichtse Courant is natuurlijk een gigantische opgave maar om een kort nieuwsbericht (toename alternatieve hulp in Driebergen) op te blazen tot een voorpaginaverhaal is misplaatst.

In plaats van dat De Beer zelf op zoek gaat naar de redenen van toename van de vraag in Driebergen sleept hij er een profiel uit een landelijk onderzoek met de haren bij. Zonder bronweergave vernemen we dat relatief hoog opgeleide, in goede welstand verkerende, tamelijk jonge vrouwen met vage psychosociale klachten en een afkeer van een al te materialistische levenshouding hun heil zoeken bij alternatieve behandelaars.

In de slotalinea dekt de redacteur zich in en stelt doodleuk dat het onduidelijk is of deze dames ‘in ruime mate in Driebergen aanwezig zijn’. Met andere woorden: het voorafgaande is getuige formuleringen als ‘Het lijkt erop’ en ‘klaarblijkelijk’ voornamelijk gebaseerd op aannames. Naast een tendentieus stuk is het ook nog eens speculatief.

En al zouden die relatief hoog opgeleide en tamelijk jonge dames wel in ruime mate in Driebergen aanwezig zijn? Wat dan nog? Al jaren pleit bijkans iedereen voor de vrije markt en eigen verantwoordelijkheid. O wee als het product of de dienstverlening niet in het straatje past van de gevestigde orde. Dan klimt een overijverige inktkoelie van het lokale sufferdje in de pen en gebruikt onverhuld de onafhankelijke voorpagina als podium voor zijn persoonlijke opvatting.

Serieuze onderzoeksjournalistiek juich ik van harte toe. Laat de Stichtse Courant eens cijfers publiceren over het toenemende aantal supermarkten in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Of laat ze het autobezit en autogebruik in de vijf woonkernen vergelijken. Welke kern is de komende vijftien á twintig jaar als eerste dichtgeslibd? Wat namelijk wel duidelijk is, is dat er in ruime mate mensen met een al te materialistische levenshouding aanwezig zijn. Uitsluitend gericht op economische in plaats van persoonlijke groei. Als deze bewoners tegen die tijd dag in dag uit, bumper aan bumper op de N225 vast staan kan een portie alternatieve hulp zoals zijnsoriëntatie of gestaltcoaching helemaal geen kwaad.

Hugo Zelders, 9 september 2007


Wel jammer dat Hugo in deze aanvankelijk scherpe column zijn stokpaardje weer ten tonele voert; het naar zijn mening bovenmatige gebruik van de auto. Voorts wordt volgens hem onze gemeente in ruime mate bevolkt door mensen met een ‘al te materialistische levenshouding’. Waar baseert Hugo deze uitspraak op? En hoe weet hij nu dat alle Heuvelruggers die waarde hechten aan stoffelijke goederen niet ook persoonlijk groeien? Een columnist mag, uit de aard van zijn functie als zodanig, verder gaan dan een journalist; toch vind ik het heel griezelig dat als ik geen psychisch gedecompenseerde alternatieve hulpzoeker ben, ik volgens Hugo zomaar zou kunnen behoren tot de materialistische, niet-persoonlijk groeiende inwoners.
Hans Hermans, 10 september 2007

Ach, ook voor de Stichtse bestaan er momenten van komkomertijden. En ja, dat blaadje moet nu eenmaal vol, dus het doel heiligt de middelen en hebben ze kennelijk even een oude HP uit de kast gehaald, om zich vervolgens volledig te laten inspireren door de circa 6 pagina’s waarmee Matt Dings reeds weken geleden dit verschijnsel onder de landelijke aandacht gebracht heeft.
En wat mijn persoonlijke groei betreft…..Ik zou hem graag eens met die van u willen vergelijken meneer Zelders. 
Met vriendelijke groet, Rob Jacobsen, 10-9-2007

Hugo, mag ik jou en andere lezertjes verwijzen naar mijn column ‘bloem’ van begin 2005?
De groeten van Leen Doeve, 10-9-2007

Tsja, ze jatten wat af die columnisten.
Met vriendelijke groet, Rob Jacobsen, 10-9-2007

Beter opletten Robbie, niet ‘die columnisten’, maar ‘die journalisten’.
Hans Hermans, 11 september 2007

Ja sorrij Hans…je…hebt helemaal gelijk.
Zal het bij deze direct herstellen. 
Tsja, ze jatten wat af die columnisten en journalisten.
Met vriendelijke groet,
Rob Jacobsen, 11-9-2007

Zeg Rob, probeer eens in foutloos Nederlands uit te leggen wat deze columnist precies heeft gejat én van wie. Ik zal je vast een beetje helpen. Hugo verbaast zich slechts over het opiniërende karakter van het betreffende artikel dat op de voorpagina van een onafhankelijk nieuwsblad staat. Welke columnist heeft zich dan eerder op deze site hierover verbaasd?
Hans Hermans, 11 september 2007

Kan niets beloven Hans, maar ik zal het proberen.
Nu is niet iedereen in het luisterrijke bezit gesteld van een scherp waarnemingsvermogen als het jouwe, maar dan toch lijkt het
mij overduidelijk dat mijn reaktie een reaktie is op die van de heer Doeve en heeft derhalve in die zin niets van doen met
de column van de heer Zelders.
Maar dan toch hartelijk dank voor je hulp, zegt een hoop goeds over jou persoonlijke groei.
Desalniettemin, volgt nu de door jou gevraagde uitleg.
De Stichtse journalist/columnist, meneer de Beer denkt het wiel uitgevonden te hebben, maar dat wiel blijkt al uitgevonden te zijn door journalist/columnist Matt Dings (HP/De Tijd), die ineens ook niet meer de uitvinder blijkt te zijn, gezien de reaktie van columnist de heer Doeve.
Die – zoals het er nu naar uit gaat zien – zich als eerste hier over verbaasd heeft, dan wel wie het als eerste opgevallen is.
(Wellicht niet helemaal voutloos, maar een zesje moet er toch wel inzitten.)
Met vriendelijke groet, Rob Jacobsen, 11-9-2007

Hugo, of het stukje uit de Stichtse nu wel of niet origineel is, het geeft aanleiding tot een leuke beschouwing. Meer bezit leidt blijkbaar niet tot een groter geluksgevoel. Ja, en de vrije markt springt wel in dat gat. Gezien de kostprijs van de meeste alternatieve hulpverleners moet het ook welgestelde mensen zijn, die hier gebruik van maken. Als je inderdaad met je PC Hooft tractor naar je therapeut moet, dan ben je in mijn ogen vrij materialistisch. Je maakt mij niet wijs dat zo’n auto enig nut heeft voor Nederland, behalve meer meters blik op de weg en een hoger brandstofverbruik (BTW wel aftrekbaar!).

Ja, Hans, en dan die persoonlijke groei. Fysiek zie ik ze persoonlijk wel groeien> Natuurlijk sporten ze dat er in onze schitterende, met behulp van veel gemeenschapsgeld, herbouwde fitnesszaal wel weer af. Nadat ze er met dezelfde tractor weer naar toe gereden zijn.
Ik wil wel een kosteloos advies geven voor een aantal van deze hulpzoekenden en wellicht ook een aantal aantal alternatieve hulpverleners. Ga met de (lig)fiets naar je werk of openbaar vervoer. Het vermindert files, ergernis, asfalt, luchtvervuiling, bespaart brandstof. Je krijgt beweging en hoeft niet (zo vaak) naar de fitness. Je krijgt daardoor meer tijd voor vrienden en gezin. Je gezondheid wordt beter, waardoor de ziektekosten verminderen. Je kunt misschien met één of twee, misschien kleinere, auto’s volstaan. Het levert je dus geld op. Zonder financieel risico kun je investeren. En het is nog een groene investering ook!
Het is echt niet moeilijk, begin maar eens met dit een of twee keer per week te doen. Het werkt echt verslavend!
Jan Koert Lange, 14-9-2007

Bosgast

Hoewel alweer bijna drie jaar woonachtig op de Heuvelrug ben ik nog steeds aan het inburgeren. Na een verblijf van kleine twintig jaar in de ‘grote’ stad blijft een dorp wennen.

De beste manier, zo dacht ik, om snel wegwijs te worden is om door de ogen van een reiziger mijn nieuwe omgeving te ontdekken. Maar wanneer doe je dat dan? Zodra de vakantie aanbreekt neem ik liever de wijk naar ‘verre’ oorden. In de plaats waar je eenmaal domicilie kiest lijkt de nieuwsgierige onbevangenheid die een passant op doorreis zo eigen is weldra verdwenen. Je bent geen gast meer. Geen vreemdeling. De metamorfose van bewoner naar deelnemer aan het vreemdelingenverkeer is dan ook gekunsteld. Zelfs een bezoekje aan de lokale VVV brengt me geen stapje dichterbij. Worstelend met vragen Wat doe ik hier en Wie of wat ben ik? bestudeerde ik de evenementenkalender.

Aan de kust is het makkelijker opgelost. Daar krijgt de bezoeker zowaar een eervolle vermelding. De ontspanningsvorser heet ineens badgast. Hoe noemen we de bezoeker van de gemeente en het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug? De beste aanduiding is misschien wel ‘bosgast’. Zonder te willen verwijzen naar de Bosjesmannen, een Afrikaanse dwergstam in Zuid-Afrika. Met de term bosgast ga ik echter voorbij aan lieden die hier komen voor heidevelden, vennen, zandverstuivingen, kastelen en villadorpen. Hoe noem je onze gasten dan? Rugbezoekers, Heuvelaars of parkbestormers?

Hoe dan ook. De afwegingen bij het selecteren van een reisbestemming zijn duidelijk anders dan bij het kiezen van een woonplaats. Toen ik elders woonde kwam ik niet op het idee om in Driebergen te recreëren of überhaupt aan te doen. Ik passeerde het dorp hooguit op doorreis. Richting Doorn of Leersum waar ik wel wat te zoeken had. Van Petrus Jodocus van Oosthuyse, de rijke lakenfabrikant had ik nog nooit gehoord. Dat in de Heidetuin 200 verschillende heidesoorten groeien die in februari-april en juli-november in bloei staan was mij tot voor kort onbekend. Driebergen was nimmer mijn eindpunt. Nu woon ik er.

Ben momenteel de koffers aan het pakken. In mijn valies steek ik uiteraard voor mij onmisbaar leesvoer waaronder enkele reisgidsen. Deze gaan dit keer over een streek dichtbij huis. Namelijk over de Utrechtse Heuvelrug. Godfried Bomans beweerde eens: ‘Men gaat op reis om thuis te komen’. Misschien keer ik eind augustus terug als heuse bosgast.

Hugo Zelders, 29 juli 2007


Hallo Hugo, leuk om er ook eens zo naar te kijken. Ik kan mij wel vinden in de opmerking van Godfried Bomans. Zo voelt ons hele gezin het vaak als we thuis komen na een vakantie. Ik woon inmiddels al bijna mijn hele leven in Driebergen (41 van mij 46 jaren). Misschien is Driebergen net als wijn. Je moet het leren waarderen. Natuurlijk zijn er plaatsen die nog mooier zijn, meer te bieden hebben, goedkoper zijn etc. Maar de combinatie heb ik nog niet gevonden. Mijn kinderen zouden hier niet weg willen, nog niet eens de straat uit. De vakanties gebruiken we dan ook om andere plaatsen te bekijken en te vergelijken. Meestal als toerist, maar we proberen ook de plaatsen op te zoeken waar ook nog geen naam voor de toerist gevonden is. Bijvoorbeeld de Rhön streek in Duitsland. In een klein plaatsje (Morles) waren wij een bijzonderheid, vreemde gasten uit Nederland. Ook deze plaats staat niet bekend om zijn toeristische uitstraling, maar wat een heerlijkheid om je vakantie door te brengen.
De benaming bosgast vind ik wel een juiste. Eigenlijk horen wij dat allemaal te zijn. Gasten van het bos. En als gasten horen wij ons dan ook te gedragen in het bos.. Daar ontbreekt het zowel de gasten als de inwoners van Driebergen wel aan. Dus misschien kunnen die inwoners zich ook meer als een gast gaan gedragen van onze bossen. Dan blijft Driebergen een fijne plaats om te recreëren.
Jan-Koert Lange, 30-7-2007

Beweging

Jarenlang was ik actief in een liberale partij. Daar huldigen ze het standpunt dat de individuele vrijheid ophoudt zodra je die van een ander inperkt. Dat moment is voor mij zo langzamerhand aangebroken op de Heuvelrug.

We hinderen elkaar steeds vaker. We plempen de openbare ruimte vol met eerste, tweede en derde auto’s. Hup, aanhangwagens en caravans er bij. Het uitdijende wagenpark is behalve een milieuprobleem bovenal een bedreiging voor de ruimtelijke ordening. Zodra ik een receptie, verjaardag, kerkdienst of begrafenis bezoek ontstaat een parkeerexces. De berm en groenstroken staan vol. Er wordt dubbel geparkeerd of op de stoep. Zorgwekkend is dat bijkans elke bestuurder dit de normaalste zaak van de wereld vindt. Liever op straat er een rommeltje van maken dan even verderop parkeren en een stukje lopen.

Loop eens rond bij Health Center Hoenderdaal in Driebergen. Altijd in beweging, luidt hun slogan en bijna geen lege parkeerplek te vinden. Hoeveel Heuvelruggers ontnemen zichzelf een warming-up en cooling-down? Je kunt namelijk ook naar Hoenderdaal fietsen of lopen. Zelfs bewoners woonachtig op loopafstand van het gezondheidscomplex ‘pakken’ liever de auto. Véél gezonder menen ze, want je zou maar kou vatten door met bezweet lichaam in de buitenlucht te bewegen.

Weldenkende lieden lijken welhaast achteloos achter het stuur te kruipen. Zonder schroom is de automobiliteit een vanzelfsprekende gewoonte geworden. Aangewend gedrag dat op grote schaal in toenemende mate onaangename proporties aanneemt.

‘Moet toch kunnen’, redeneert menig bewoner.

‘Daar heb ik recht op’, is een veelgebezigde vergoelijking.

Het moment is aangebroken dat bewoners aan zelfregulering moeten doen en niet langer wachten op maatregelen door ‘de overheid’. Liefst wil iedereen zo min mogelijk regels. Als er echter overlast ontstaat, roepen bewoners om het hardst dat ‘de overheid’ moet ingrijpen. Deze komt dan voornamelijk met traditionele tussenoplossingen zoals meer asfalt, turborotondes en toeritdoseerlichten. Tamelijk ouderwets om tegenwoordig zo te denken. De sleutel tot verbetering en verandering is namelijk heel simpel: minder autogebruik. Het onnodige gebruik binnen de gemeente drastisch terugdringen.

Dus bestuur en vooral bewoners. Denk eens visionair, doe vooruitstrevend.

Van eigen initiatief door bewoners lijkt uitsluitend sprake als er iets te halen valt, meestal geldelijk gewin. Dat treft, er is geld te halen! We gaan namelijk auto’s delen. Met vrienden, buren en clubgenoten. Wat te denken van een laanlimousine, buurtbolide of de wijkwagen. Desnoods een straat-SUV om de kinderen naar een uitwedstrijd te vervoeren.

Er staan zoveel auto’s dagelijks op de Heuvelrug ongebruikt voor talrijke voordeuren. Wat is de noodzaak dat zo’n beetje elk huishouden twee en soms drie auto’s bezit? Neem de vakantieperiode. Er blijven honderden, zelfs duizenden tweede auto’s drie á vier weken achter.

Het autobezit kan vast en zeker slimmer en economischer aangepakt worden. Een gemeenschappelijke aanschaf, delen van de (onderhouds-)kosten. Goedkoper, makkelijker en ruimtebesparend.

Onder bewoners is voldoende kennis, kunde en financieel-economisch vernuft aanwezig. Tijdens de werkweek bedenkt menig Heuvelrugger in allerlei arbeidsorganisaties de meest slimme, effectieve oplossingen. Die potentie, kennis en vindingrijkheid houdt na de werkdag acuut op. Voor een gemeenschappelijk knelpunt zoals de toenemende automobiliteit die in rap tempo boven het hoofd groeit, ontbreekt ineens de creativiteit. En het verantwoordelijkheidsgevoel.

Laten we een paar keer de denktank volgooien. Met Heuvelrugse denkers en doeners. Vol gas voor creatief autogebruik. Laten we van de Heuvelrug een echte groene gemeente maken. De eerste van Nederland, Europa en de wereld. Een autoluw ressort waar buitenleven centraal staat. Zo’n buitengebied heeft de toekomst.

Het is vast een stapje terug voor sommigen. Als we nu echter geen stapje terug doen dan beweegt zich dadelijk permanent een rij blik langzaam rijdend langs de Stichtse Lustwarande.

Hugo Zelders, 8 juli 2007


Omdat we vlak bij Hoenderdaal wonen lopen we lekker, na binnensporten is het meestal heerlijk om even in de buitenlucht te zijn. Wat ons wel opvalt is dat veel automobilisten wel degelijk sportief zijn blijkend uit het rijgedrag van veel automobiele Hoenderdaal bezoekers.  
Arjan Muil, 8-7-2007

Afgelopen voorjaar was er een orientatiebijeenkomst over AUTODATE met vertegenwoordigers van GREENWHEELS en WHEELS 4 ALL, die met de aanwezige wethouder hebben afgesproken dat bij de oplevering van het nieuwe stationsplein in Driebergen-Zeist plaatsen voor beide organisaties zouden worden ingeruimd.
Sindsdien is het stil rondom het fenomeen AUTODATE.
Ik ben zelf nog steeds zeer geinteresseerd in de mogelijkheid zo af en toe gebruik te kunnen maken van een huurauto, maar ik schijn één van de weinigen te zijn.
Kennelijk te weinig voor de beide organisaties.
Misschien dat deze column meer mensen op het idee brengt om toch een stap in de richting van autodate te maken.
Ik wacht het verder maar af.
Arnoud Venema, 11-7-2007

Ik vind het een leuke column en hoop dat er mensen nog meer suggesties hebben om het autogebruik terug te dringen. Er is volgens mij ook ooit een meldpunt geweest waarop je kon aangeven in welke plaats je woonde en war je werkt. Op deze manier zou het mogelijk moeten zijn om met meerdere mensen naar een plek te rijden. In het verleden heb ik dat, dank zij de medewerking van een aardige collega, ook een tijdlang tot grote tevredenheid gedaan. Natuurlijk is het soms iets aanpassen van je gewoontes maar het biedt ook leuke dingen.
Jan Koert Lange, 11-7-2007

Deze column is mij uit het hart gegrepen. Ik erger me al jaren aan op stoepen geparkeerde auto’s, slordig rijdende automobilisten of automobilisten die de voorrangsregels niet kennen. Het is fijn dat er iemand is die het probleem duidelijk onder woorden heeft gebracht. Hopelijk doen de autobezitters er ook iets mee.
Karen Hermans, 18-7-2007