Traaij 301



Foto: Renk Knol 2000

De begraafplaats is in 1930 door de gemeente Driebergen aangelegd en werd als werkverschaffingsproject aangemerkt. Het rechthoekige terrein is gesitueerd aan de rand van de bebouwde kom in het bos langs de snelweg en de spoorweg Arnhem-Utrecht. De aanleg van de begraafplaats naar ontwerp van de gemeentelijke plantsoenendienst is in de vorm van een Latijns kruis. Twee halfronde oprijlanen leiden naar het iets rechts van het midden gelegen toegangshek. Direct na de ingang is de aula gesitueerd, die door H.E. van Amerongen werd ontworpen. De kap die Van Amerongen in eerste instantie voor de aula had ontworpen, werd te duur bevonden en na ampel overleg met andere bouwkundigen opteerden burgemeester en wethouders voor een goedkopere variant. De dienstwoning, eveneens van H.E. van Amerongen, bevindt zich ter hoogte van het begin van de rechteroprijlaan. In het verlengde van de aula ligt de centrale hoofdlaan, die tot achteraan de begraafplaats doorloopt en eindigt in de vorm van een drievorkige splitsing. Deze laan, die beplant is met coniferen, wordt ongeveer halverwege doorsneden door een dwarslaan met op de kruising een grote eik. Aan weerszijden van de hoofdlaan kent de begraafplaats een landschappelijke aanleg. De rotonde links achteraan is van recente aanleg. De oudste graven bevinden zich in de nabijheid van de aula.
Het toegangshek, de aula en de dienstwoning zijn opgetrokken in de trant van de Amsterdamse School. Het toegangshek bestaat uit een tweevleugelig hekwerk geflankeerd door een enkel hek, geplaatst tussen zeskantige gemetselde hekpijlers die bekroond zijn met een granieten afdekplaat. Bij de hekpijlers van het dubbele hek staat op een betonnen voet een smeedijzeren lantaarn voorzien van paars glas-in-lood. De lantaarns zijn gesigneerd met: ‘W.E. Weber smederij Driebergen’.
De aula op kruisvormige plattegrond bestaat uit één bouwlaag onder een samengesteld dak met overstek. Een hoog zadeldak wordt doorsneden door een schilddak van lagere nokhoogte. In de voor- en achtergevel is een dubbele deur onder een betonnen luifel aangebracht. Aan weerszijden hiervan staat een muurtje in de vorm van een driehoek. Boven de ingang is een trapvormig vijflichtvenster aangebracht. In de zijgevels zijn aan weerszijden van de dwarsarmen twee vensters geplaatst. Belde dwarsarmen zijn voorzien van een deur en in de zijgevels van drie kleine vensters. Alle vensters zijn voorzien van glasin-lood. De topgevels hebben langs de dakrand vlechtingen in het metselwerk. De dienstwoning eveneens onder een hoogopgaand zadeldak vertoont dezelfde detaillering als de aula.
Arch: OADR 815. Lit: Snijders-van Suchtelen, 1989.
besluit: 00000000  categorie 0  DBR 000

bron: Monumenten Inventarisatie Provincie Utrecht, 1996; Driebergen-Rijsenburg, Geschiedenis en Architectuur