Introductie Diederichslaan Driebergen

andere straat

  intro  kaart  foto’s  ansichten  monumenten  luchtfoto  woningmarkt



De 19e eeuwse Rijsenburgers en Driebergenaren kenden de Diederichslaan als de Kraaisteeg. Het was immers het zandpad naar de boerderij De Kraai? Omstreeks 1810 had de machtige heer Van Oosthuyse dat pad wat laten verleggen, een beetje meer in de richting Zeist. Altijd had de steeg keurig in het verlengde van de Rijsenburgse steeg gelegen, maar dat paste Van Oosthuyse niet meer: midden op de steeg van Rijsenburg liet hij een rooms-katholiek kerkje bouwen, en pal daar tegenover moest de dorpsherberg komen, midden op de Kraaisteeg. Opschuiven dus…

In 1835 maakte de boerenhofstede plaats voor het buitengoed Kraaybeek, en werd het voorste deel van het karrenpad gebruikt als achteringang voor de buitenplaats. Overigens blijkt dat in die tijd een enkeling die wat Haags-deftig was – in dit geval de weduwe Van Oosthuyse-de Jongh – die Kraaisteeg toch liever als laan aanduidde. Voor haar stadse begrippen was een steeg toch maar niets… Zo dicteerde ze aan haar Haagse notaris Jan de Bas de Rijsenburgsesteeg al als Rijsenburgselaan (in 1831!) en liet hem Hermietenlaan schrijven in plaats van Kraaisteeg. De ‘hermiet’ (lees: heremiet) was een kluizenaar – of iemand die zich op ’t oog zo gedroeg – die in de Van Oosthuysetijd in een hermitage op ’t landgoed Sparrendaal woonde en als bijzondere attractie aan gasten werd gepresenteerd.

Van 1864 tot 1901 was de buitenplaats Kraaybeek eigendom van de familie Diederichs uit Amsterdam. De laan is genoemd naar vader en zoon Diederichs, directeur/mede-eigenaren van het Algemeen Handelsblad, een krant van standing. De Diederichsen maakten zich in Rijsenburg geacht en bemind door de royale wijze waarop ze zich als welgestelde notabelen gedroegen. Zo kreeg in 1898 het ‘Driebergsch Muziekgezelschap’ (=Aurora) van Diederichs een muziektent in het Rijsenburgse bos cadeau, het Rijsenburgse bos dat toen ook al in trek was voor ‘meetings’. Waar ooit burgemeester Van Heemstra, voor een honderdkoppig publiek verhaalde over zijn reis naar het Heilige Land; waar de jongelingsvereniging met de codenaam ‘Spreuken 9:10a ‘evangelisatiebijeenkomsten hield; waar de heer Goossens uit Utrecht volkssamenzang propageerde en waar Aurora bij tijd en wijle de sterren van de hemel speelde. Dat allemaal aan het onverharde stuk Diederichslaan, dat rechtstreeks op de Arnhemsebovenweg aankoerst.

Aan de Diederichslaan, die in 1899 officieel zo is gaan heten, klopte lange tijd het bestuurlijke hart van de mini-gemeente Rijsenburg. Jonkheer van Vrijberghe stelde daar ooit een gratis gemeentehuis aan de gemeente Rijsenburg ter beschikking, al in 1868 had het gemeentebestuur daar een brandspuithuis, annex nachtwachterswoning, laten bouwen. Onder architectuur van de bouwmeester H.J. van den Brink, de architect van het grootseminarie. Het staat er nog, huisnummer 8-10.

Het voormalig gemeentehuis van Rijsenburg – op nr. 4 – lijkt anno 2000 in de verste verte niet meer op wat het was toen het nog als zodanig dienstdeed: een eenvoudig, grauwwit gepleisterd woonhuis. In 1877 – de gemeente Rijsenburg telde toen 431 inwoners – werd het wenselijk geacht dat de gemeente eindelijk over een heus gemeentehuis zou kunnen beschikken. Want al vergaderden B&W en gemeenteraad gaarne in het Wapen van Rijsenburg, er moest toch wel een ‘secretarie’ worden gehouden in een alcoholvrije omgeving. En bij een wethouder thuis – zoals toen nog gebeurde -, dat was toch ook geen goede oplossing… Een gemeentehuis dus. Maar waar haal je zomaar het geld vandaan? Lenen, nee, daar deed Rijsenburg liever niet aan. Waarop wethouder Van Vrijberghe een prachtig voorstel deed. Hij zou van het kerkbestuur van St. Petrusbanden het leegstaande huis in de Diederichslaan huren, het huis waar voorheen de moeder van pastoor Kortland had gewoond. Vervolgens stelde hij het om niet ter beschikking als gemeentehuis. Na de dood van Van Vrijberghe (1907) is de huur gewoon doorgegaan, dat kon de gemeente toen wel zelf opbrengen. In 1920 werd het gebouw tenslotte door de gemeente aangekocht, het bleef als gemeentehuis in gebruik totdat in 1931 de gemeenten Rijsenburg en Driebergen werden samengevoegd.

Het huis werd later eigendom van timmerman/aannemer Van Soestbergen, wiens zoon omstreeks 1974 het geheel restaureerde en tegelijkertijd opleukte in een zgn. historiserende stijl, die echter met het verleden van het pand op gespannen voet staat. Historisch betrouwbaar zijn wél de hergebruikte stenen, die door het echtpaar Van Soestbergen met een schoenmakershamertje centimeter voor centimeter werden afgebikt.

Aan de andere kant van de laan (nr.15) staat – een eindje van de weg af – het gebouw van de eerste huishoudschool van Rijsenburg en Driebergen. Op de ‘eerste steen’ staat te lezen dat mevrouw Leinweber die heeft mogen leggen. Zeer verdiend, zij was immers de drijvende kracht geweest achter de stichting van deze school, die later is verplaatst naar de Vijverlaan. Rond het begin van de 20e eeuw, toen paarden en equipages in en rond Driebergen nog ruim voorhanden waren, werd bij bijzondere feestelijkheden op de Diederichslaan nog wel eens het ‘ringsteken’ beoefend. De opgetuigde tweespannen en de opgedofte stellen moesten in draf de ring -die halverwege de laan hing – aan de lans zien te rijgen, ze reden dan door om via de Van Oosthuyselaan de achteringang van Kraaybeek in te slaan en vervolgens naar het beginpunt terug te keren. Dat gerij en geros was natuurlijk heel wat imponerender dan het gedoe dat de plaatselijke geitenfokvereniging daar wel eens aanrichtte: de jaarlijkse geitenkeuring. Of een keuring van trekhonden.

Overgenomen uit ‘Heg en Steg’ van Dick Steenwijk
Uitgeverij Stichting Kleine Geschiedenis van de Heuvelrug, 2000
isbn 90-6720-236-3

Free counters!